Translations for „meneer“ in the Dutch » German Dictionary

me·neer <me|neren> [məner] N m

meneer

Herr m

meneer (als aanspreektitel ook)

mein Herr

meneer de directeur

Herr Direktor

je bent een mooie meneer iron

Sie sind mir ja ein feiner Herr

de (grote [o. mooie]) meneer uithangen

den feinen Herrn spielen

wat mag het zijn, meneer?

was darf es sein, mein Herr?

Usage examples with meneer

het is meneer voor en meneer na

da heißt es gnädiger Herr hinten, gnädiger Herr vorn

meneer die en die

Herr Soundso

meneer de directeur

Herr Direktor

een fijne meneer iron

ein sauberer Herr

wat mag het zijn, meneer?

was darf es sein, mein Herr?

je bent een mooie meneer iron

Sie sind mir ja ein feiner Herr

de (grote [o. mooie]) meneer uithangen

den feinen Herrn spielen

dat is voor meneer N. privé

das ist für Herrn N. persönlich

wilt u mij even doorverbinden met meneer X?

würden Sie mich bitte mit Herrn X. verbinden?