Translations for „oorsuizing“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

ver·hui·zing <verhuizing|en> [vərhœyzɪŋ] N f

verhuizing

Umzug m

verhuizing (naar andere plaats; ook)

Übersiedlung f

wegens verhuizing

wegen Umzugs

be·hui·zing <behuizing|en> [bəhœyzɪŋ] N f

behuizing

Behausung f

oor·sprong <oorsprong|en> [orsprɔŋ] N m

1. oorsprong (begin):

oorsprong

Ursprung m

de oorsprong van de Rijn

der Ursprung des Rheines

2. oorsprong (diepere oorzaak):

oorsprong

Ursprung m

de oorsprong van een twist

der Ursprung eines Zwistes [o. Streits]

zijn oorsprong in iets vinden

seinen Ursprung in einer Sache haben

3. oorsprong (origine):

oorsprong

Ursprung m

oorsprong

Herkunft f

hij is van Franse oorsprong

er ist französischer Herkunft

het land van oorsprong

das Herkunftsland

van oorsprong

ursprünglich

oor·ring N m

oorring → oorbel

See also oorbel

oor·bel <oorbel|len> [orbɛl] N f

oorbel

Ohrring m

oorbel (clip)

Ohrklipp m