Translations for „proefexamen“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

proef·draai·en [pruvdrajə(n)] VB alleen inf.

proefdraaien

Probe laufen

het proefdraaien

der Probelauf

her·exa·men <herexamen|s> [hɛrɛksamə(n)] N nt

herexamen

Wiederholungsprüfung f

hij heeft een herexamen voor wiskunde

er hat eine Wiederholungsprüfung in Mathematik

rij·exa·men <rijexamen|s> [rɛiɛksamə(n)] N nt

rijexamen

Fahrprüfung f

rijexamen doen

die Fahrprüfung machen

voor z'n rijexamen slagen

die Fahrprüfung bestehen

proef·num·mer <proefnummer|s> [prufnʏmər] N nt

1. proefnummer:

proefnummer (proefaflevering)

Probenummer f

proefnummer (tijdschrift)

Probeheft nt

2. proefnummer (nulnummer):

proefnummer

Nullnummer f

proef·per·soon <proefper|sonen> [prufpɛrson] N m

proefpersoon

Versuchsperson f

proef·hou·dend [prufhɑudənt] ADJ

proefhoudend

erprobt

proefhoudend

bewährt

het is proefhoudend gebleken

es hat sich bewährt

school·exa·men <schoolexamen|s> [sxolɛksamə(n)] N nt

schoolexamen

Abschlussprüfung

proef·bank <proefbank|en> [pruvbɑŋk] N f

proefbank

Prüfstand m

proef·dier <proefdier|en> [pruvdir] N nt

proefdier

Versuchstier nt

proef·jaar <proef|jaren> [prufjar] N nt

proefjaar

Probejahr nt

eind·exa·men <eindexamen|s> [ɛintɛksamə(n)] N nt

eindexamen

Abschlussprüfung f

eindexamen (vwo)

Abitur nt

eindexamen doen

die Abschlussprüfung machen

proef·pro·ces <proefproces|sen> [prufprosɛs] N nt

proefproces

Musterprozess m

proef·ko·nijn <proefkonijn|en> [prufkonɛin] N nt ook fig

proefkonijn

Versuchskaninchen nt

proef·ne·ming <proefneming|en> [prufnemɪŋ] N f

proefneming

Versuch m

proefneming

Experiment nt

proefneming op dieren

Versuch [o. Experiment] an Tieren