Translations for „reizigster“ in the Dutch » German Dictionary

rei·zi·ger <reiziger|s> [rɛizəɣər] N m

reiziger

Reisende(r) m

reiziger (passagier)

Fahrgast m

reiziger (passagier in een vliegtuig)

Fluggast m

me·de·rei·zig·ster N f

medereizigster feminine form of medereiziger

See also medereiziger

me·de·rei·zi·ger <medereiziger|s> [medərɛizəɣər] N m

medereiziger

Mitreisende(r) m

reis·leid·ster <reisleidster|s> [rɛɪslɛɪtstər] N f

reisleidster feminine form of reisleider

See also reisleider

reis·lei·der <reisleider|s> [rɛislɛidər] N m

reisleider

Reiseleiter m

uit·zuig·ster N f

uitzuigster feminine form of uitzuiger

See also uitzuiger

uit·zui·ger <uitzuiger|s> [œytsœyɣər] N m

uitzuiger

Ausbeuter m

bloed·zuig·ster N f

bloedzuigster feminine form of bloedzuiger

See also bloedzuiger

bloed·zui·ger <bloedzuiger|s> [blutsœyɣər] N m

1. bloedzuiger (ringworm):

bloedzuiger

Blutegel m

2. bloedzuiger (persoon):

bloedzuiger

Blutsauger m

ver·de·dig·ster N f

verdedigster feminine form of verdediger

See also verdediger

ver·de·di·ger <verdediger|s> [vərdedəɣər] N m

1. verdediger:

verdediger (beschermer, voorstander)

Verteidiger m

verdediger (mening)

Vertreter m

2. verdediger:

verdediger (advocaat)

Verteidiger m

verdediger (in strafzaken)

Strafverteidiger m

3. verdediger (sport):

verdediger

Verteidiger m

verdediger

Abwehrspieler m

vrij·wil·lig·ster <vrijwilligster|s> [vrɛɪwɪləxstər] N f

vrijwilligster feminine form of vrijwilliger

See also vrijwilliger

vrij·wil·li·ger <vrijwilliger|s> [vrɛiwɪləɣər] N m

vrijwilliger

Freiwillige(r) m

als vrijwilliger dienstdoen

als Freiwilliger arbeiten

als vrijwilliger dienstdoen (als onbezoldigde medewerker)

als Ehrenamtlicher arbeiten

be·gun·stig·ster N f

begunstigster feminine form of begunstiger

See also begunstiger

be·gun·sti·ger <begunstiger|s> [bəɣʏnstəɣər] N m

begunstiger

Gönner m

begunstiger

Förderer m

begunstiger van de kunst

Kunstförderer

mis·da·dig·ster N f

misdadigster feminine form of misdadiger

See also misdadiger

mis·da·di·ger <misdadiger|s> [mɪzdadəɣər] N m

misdadiger

Verbrecher m

misdadiger

Kriminelle(r) m

een zware [o. gevaarlijke ] misdadiger

ein Schwerverbrecher

me·de·rei·zi·ger <medereiziger|s> [medərɛizəɣər] N m

medereiziger

Mitreisende(r) m

gang·ster [ɡɛŋstər]

gangster [[o. ɣɑŋstər]] gangster|s N m:

gangster

Gangster m

klaag·ster <klaagster|s> [klaxstər] N f

klaagster feminine form of klager

See also klager

kla·ger <klager|s> [klaɣər] N m

1. klager (iem die klaagt):

klager

Klagende(r) m

2. klager jur.:

klager

Kläger m

vraag·ster N f

vraagster feminine form of vrager

See also vrager

vra·ger <vrager|s> [vraɣər] N m

vrager

Fragesteller m

vrager (iem die veel vraagt)

Frager m

op·volg·ster <opvolgster|s> [ɔpfɔləxstər] N f

opvolgster feminine form of opvolger

See also opvolger

op·vol·ger <opvolger|s> [ɔpfɔlɣər] N m

opvolger

Nachfolger m