Translations for „schreckte“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

ˈschre·cken¹ <schreckt[o. schrickt], schreckte[o. schrak], geschreckt> [ˈʃrɛkn̩] VB intr

schrecken

(op)schrikken

ˈSchre·cken <Schreckens, Schrecken> [ˈʃrɛkn̩] N m

1. Schrecken:

Schrecken (Entsetzen)

schrik

Schrecken (bei Menschen auch)

ontsteltenis

jdm einen Schrecken einjagen

iem schrik aanjagen

einen bösen Schrecken bekommen

erg [o. danig] schrikken

Schrecken erregend

schrikbarend

Schrecken erregend

schrikwekkend

der Schrecken fuhr ihr in die Knochen inf

de schrik sloeg haar om het hart

jdn in Schrecken versetzen

iem schrik aanjagen

der Schrecken sitzt ihr noch in den Gliedern

de schrik zit haar nog in de benen

2. Schrecken (Gräuel) meist pl:

Schrecken

verschrikking

Schrecken

gruwel

ein Bild des Schreckens bieten

een vreselijke [o. verschrikkelijke] aanblik bieden

ˈschrei·ten <schritt, geschritten> [ˈʃr͜aitn̩] VB intr

1. schreiten liter (gehen):

schreiten

schrijden

schreiten

stappen

schreiten

(waardig) lopen

2. schreiten fig (in Angriff nehmen):

schreiten

overgaan

zur Tat schreiten

tot daden [o. actie] overgaan

zur Tat schreiten

aan de slag gaan

zur Tat schreiten

de daad bij het woord voegen

ˈschreck·lich [ˈʃrɛklɪç] ADJ

schrecklich

verschrikkelijk

schrecklich

vreselijk

schrecklich

ontzettend

das ist ja schrecklich!

maar dat is (toch) verschrikkelijk!

ˈschreck·haft [ˈʃrɛkhaft] ADJ

1. schreckhaft:

schreckhaft

schrikachtig

schreckhaft

schichtig

schreckhaft

vreesachtig

2. schreckhaft veraltet:

schreckhaft

schrikaanjagend

schreckhaft

schrikbarend