Translations for „tempelorden“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

tem·pe·ren <temperde, h. getemperd> [tɛmpərə(n)] VB trans

1. temperen fig:

temperen (matigen)

mäßigen

temperen (licht en geluid)

dämpfen

iems enthousiasme temperen

jds Begeisterung dämpfen

2. temperen (in de juiste verhouding mengen):

temperen

mischen

be·del·or·de <bedelorde|n, bedelorde|s> [bedəlɔrdə] N f

bedelorde

Bettelorden m

stem·pe·len¹ <stempelde, h. gestempeld> [stɛmpələ(n)] VB trans

1. stempelen:

stempelen (stempel drukken op)

stempeln

stempelen (munten vooral)

prägen

stempelen (postzegel, bus-, tramkaartje)

abstempeln

een gestempelde brief

ein abgestempelter Brief

2. stempelen (personen):

stempelen fig

machen

stempelen pej

(ab)stempeln

iets/iem als minderwaardig stempelen

etw/jdn als minderwertig abstempeln

dat stempelt hem tot volwaardig burger

das macht ihn zum vollwertigen Bürger

tem·pe·ra·ment <temperament|en> [tɛmpəramɛnt] N nt

temperament

Temperament nt

een rustig/een zwaarmoedig temperament

ein ruhiges/schwermütiges Wesen

een vrouw met veel temperament

eine temperamentvolle [o. rassige] Frau

ge·wor·den VB

geworden volt. deelw. van worden¹, worden²

See also worden , worden

wor·den² <werd, i. geworden> [wɔrdə(n)] VB aux (ter aanduiding van de lijdende vorm)

worden

werden

er wordt gebeld

es klingelt

er werd gedanst

es wurde getanzt

de bus wordt om zes uur gelicht

der Briefkasten wird um sechs Uhr geleert

wor·den¹ <werd, i. geworden> [wɔrdə(n)] VB mod aux

1. worden (in de genoemde toestand raken):

worden

werden

de zieke wordt al beter

es geht dem Kranken schon besser

2. worden (de genoemde hoedanigheid krijgen):

worden

werden

dokter worden

Arzt werden

dat wordt niets

das [o. daraus] wird nichts

dat wordt nog wat tussen hen

mit den beiden wird es noch etwas

wat is er van hem geworden?

was ist aus ihm geworden?

ver·moor·den <vermoordde, h. vermoord> [vərmordə(n)] VB trans

1. vermoorden (ombrengen):

vermoorden

ermorden

vermoorden

umbringen

Phrases:

een muziekstuk vermoorden fig

ein Musikstück verhunzen

tem·pel <tempel|s, tempel|en> [tɛmpəl] N m

tempel

Tempel m