Dutch » German

Translations for „vrijen“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

vrij·en <vrijde/vree, h. gevrijd/gevreeën> [vrɛiə(n)] VB intr

1. vrijen (minnekozen):

vrijen
vrijen
knutschen inf

2. vrijen (geslachtsgemeenschap hebben):

vrijen
schlafen mit +dat
ze lagen daar te vrijen
wij vrijen niet meer samen

3. vrijen (verkering hebben):

vrijen
gehen mit +dat

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski