Dutch » German

meer1 <meren> [mer] N nt

meer2 [mer] ADV

1. meer (in hogere mate):

meer
meer dood dan levend
min of meer
des te meer
des te meer
zoveel te meer

3. meer (verder):

meer
wie waren er nog meer?

4. meer (met ontkenning):

meer
niet meer zijn

5. meer (vaker):

meer

meer3 [mer] ADJ (vergrotende trap van ‘veel’)


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski