Dutch » German

Translations for „winkel“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

win·kel <winkel|s> [wɪŋkəl] N m

German » Dutch

Translations for „winkel“ in the German » Dutch Dictionary (Go to Dutch » German)

ˈWin·kel <Winkels, Winkel> [ˈvɪŋkl̩] N m

3. Winkel MATH:

Winkel
geodriehoek

Usage examples with winkel

in een winkel staan
Verkäufer(in) sein
een winkel in modeartikelen
ein Mode(n)geschäft nt
op de winkel letten fig
die Interessen wahrnehmen
een café/winkel houden
ein Wirtshaus/Geschäft führen
een winkel instappen
einen Laden betreten
een winkel openen
einen Laden eröffnen
een rijdende winkel
ein fahrender Laden
een winkel verplaatsen
einen Laden [o. ein Geschäft] verlegen
winkel van Sinkel
Tante-Emma-Laden m
winkel voor woninginrichting
Einrichtungshaus nt
in een winkel (kunnen) slagen
in einem Laden finden, was man gesucht hat
hij liep een winkel in
er ging in einen Laden
zij draait die winkel in haar eentje
sie schmeißt den Laden (ganz) allein
er is veel werk aan de winkel fig
es gibt viel zu tun
tot in de verste uithoeken van het land
bis in die entlegensten Winkel des Landes
de dode hoek
der tote Winkel fig
een uithoek
ein entlegener Winkel

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Browse the dictionaries
Most popular