Translations for „zwendelaarster“ in the Dutch » German Dictionary

wan·de·laar·ster <wandelaarster|s> [wɑndəlarstər] N f

wandelaarster feminine form of wandelaar

See also wandelaar

wan·de·laar <wandelaar|s> [wɑndəlar] N m

wandelaar

Spaziergänger m

wandelaar (op trektocht)

Wanderer m

han·de·laar·ster N f

handelaarster feminine form of handelaar

See also handelaar

han·de·laar <handelaar|s, hande|laren> [hɑndəlar] N m

handelaar

Händler m

handelaar

Kaufmann m

handelaar

Kauffrau f

ze·me·laar·ster N f

zemelaarster feminine form of zemel

See also zemel

ze·mel <zemel|en> [zeməl] N f (graan)

zemel

Kleie f

hen·ge·laar·ster N f

hengelaarster feminine form of hengelaar

See also hengelaar

hen·ge·laar <hengelaar|s> [hɛŋəlar] N m (visser)

hengelaar

Angler m

wei·fe·laar·ster N f

weifelaarster feminine form of weifelaar

See also weifelaar

wei·fe·laar <weifelaar|s> [wɛifəlar] N m

weifelaar

Zauderer m

weifelaar form

Wankelmütige(r) f(m)

zwen·de·laar <zwendelaar|s> [zwɛndəlar] N m form

zwendelaar

Betrüger m

zwendelaar (gentleman-oplichter)

Hochstapler m

fe·me·laar·ster N f

femelaarster feminine form of femelaar

See also femelaar

fe·me·laar <femelaar|s> [feməlar] N m

femelaar (langdradig)

Salbader m

femelaar (langdradig)

frömmelnder Schwätzer

femelaar (schijnheilig)

Frömmler m

keu·ve·laar·ster N f

keuvelaarster feminine form of keuvelaar

See also keuvelaar

keu·ve·laar <keuvelaar|s> [køvəlar] N m

keuvelaar

Plauderer m

boe·me·laar·ster N f

boemelaarster feminine form of boemelaar

See also boemelaar

boe·me·laar <boemelaar|s> [buməlar] N m

boemelaar

Bummler m

pin·ge·laar·ster N f

pingelaarster feminine form of pingelaar

See also pingelaar

pin·ge·laar <pingelaar|s> [pɪŋəlar] N m (afdinger)

pingelaar

Feilscher m

boek·han·de·laar·ster N f

boekhandelaarster feminine form of boekhandelaar

See also boekhandelaar

boek·han·de·laar <boekhandelaar|s, boekhande|laren> [bukhɑndəlar] N m

boekhandelaar

Buchhändler m

on·der·han·de·laar·ster N f

onderhandelaarster feminine form of onderhandelaar

See also onderhandelaar

on·der·han·de·laar <onderhandelaar|s, onderhande|laren> [ɔndərhɑndəlar] N m

onderhandelaar

Unterhändler m

be·mid·de·laar·ster <bemiddelaarster|s> [bəmɪdəlarstər] N f

bemiddelaarster feminine form of bemiddelaar

See also bemiddelaar

be·mid·de·laar <bemiddelaar|s> [bəmɪdəlar] N m

bemiddelaar

Vermittler m

bemiddelaar

Mittelsmann m

bemiddelaar

Mittelsperson f

bemiddelaar (in conflict)

Schlichter m

zwen·de·la·rij <zwendelarij|en> [zwɛndəlarɛi] N f

zwendelarij

Schwindel m

zwendelarij (van kleine omvang)

Schwindelei f

dob·be·laar·ster N f

dobbelaarster feminine form of dobbelaar

See also dobbelaar

dob·be·laar <dobbelaar|s> [dɔbəlar] N m

dobbelaar

Würfelspieler m

hak·ke·laar·ster N f

hakkelaarster feminine form of hakkelaar

See also hakkelaar

hak·ke·laar <hakkelaar|s> [hɑkəlar] N m

hakkelaar

Stotterer m

kop·pe·laar·ster <koppelaarster|s> [kɔpəlarstər] N f

koppelaarster feminine form of koppelaar

See also koppelaar

kop·pe·laar <koppelaar|s> [kɔpəlar] N m

1. koppelaar (relaties):

koppelaar

Heiratsvermittler m

koppelaar

Ehevermittler m

2. koppelaar (ontucht):

koppelaar

Kuppler m

pim·pe·laar·ster N f

pimpelaarster feminine form of pimpelaar

See also pimpelaar

pim·pe·laar <pimpelaar|s> [pɪmpəlar] N m

pimpelaar

Pichler m

pimpelaar

Zecher m hum

pimpelaar

Zechbruder m a. pej

rij·me·laar·ster N f

rijmelaarster feminine form of rijmelaar

See also rijmelaar

rij·me·laar <rijmelaar|s> [rɛiməlar] N m

rijmelaar

Reimschmied m hum

rijmelaar

Versemacher m inf

rijmelaar

Dichterling m inf

rijmelaar hum

Verseschmied m hum

gij·ze·laar·ster N f

gijzelaarster feminine form of gijzelaar

See also gijzelaar

gij·ze·laar <gijzelaar|s> [ɣɛizəlar] N m

1. gijzelaar (gegijzelde):

gijzelaar

Geisel f

2. gijzelaar (gijzelhouder):

gijzelaar

Geiselnehmer m