Translations for „bricoleren“ in the German » Dutch Dictionary

bril·ˈlie·ren [brɪlˈjiːrən] VB intr liter

brillieren

uitblinken

brillieren

schitteren

fa·bri·ˈzie·ren [fabriˈ͜tsiːrən] VB trans

1. fabrizieren inf pej:

fabrizieren

fabriceren

ein Eigentor fabrizieren

in eigen doel schieten

2. fabrizieren inf pej:

was hast du jetzt wieder fabriziert?

wat heb je nu weer uitgehaald?

ru·bri·ˈzie·ren [rubriˈ͜tsiːrən] VB trans

rubrizieren

rubriceren

vi·ˈbrie·ren [-ˈbriːrən] VB intr

vibrieren

vibreren

ren·ˈtie·ren [rɛnˈtiːrən] VB refl

rentieren

renderen

ba·ˈsie·ren² [baˈziːrən] VB trans

basieren

baseren

basieren

gronden

fi·ˈxie·ren² [fɪˈksiːrən] VB refl

1. fixieren PSYCH (festlegen):

fixieren

zich (emotioneel) binden

an [o. auf ] etw/jdn fixiert sein

op iets/iem gefixeerd zijn

an [o. auf ] etw/jdn fixiert sein

aan iets/iem emotioneel gebonden zijn

2. fixieren liter CH (anstarren):

fixieren

aanstaren

gi·ˈrie·ren [ʒiˈriːrən] VB trans FIN

girieren

gireren

girieren

overmaken

girieren

endosseren