Translations for „buitenkomen“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

zu·ˈsam·men·kom·men VB intr irreg

zusammenkommen (sich summieren)

bijeenkomen

zusammenkommen (sich summieren)

samenkomen

zusammenkommen (sich treffen)

bij elkaar komen

ein Zusammenkommen unglücklicher Umstände fig

een samenloop van ongelukkige omstandigheden

ab·ˈhan·den·kom·men [apˈhandn̩-] VB intr irreg

abhandenkommen

zoekraken

abhandenkommen

kwijtraken

da·ˈzwi·schen·kom·men VB intr irreg

1. dazwischenkommen:

dazwischenkommen

ertussen komen [o. raken]

mit den Fingern dazwischenkommen

er met de vingers tussenkomen

2. dazwischenkommen:

dazwischenkommen

tussenbeide komen

dazwischenkommen

ingrijpen

3. dazwischenkommen:

dazwischenkommen

ertussen komen

dazwischenkommen

storen

ent·ˈge·gen·kom·men VB intr

1. entgegenkommen (in jds Richtung kommen):

entgegenkommen

toekomen op

entgegenkommen

tegemoetkomen

2. entgegenkommen fig (Zugeständnisse machen):

entgegenkommen

tegemoetkomen

entgegenkommen

ingaan op

Ent·ˈge·gen·kom·men <Entgegenkommens> N nt kein pl

1. Entgegenkommen (Zugeständnis):

Entgegenkommen

tegemoetkomendheid

Entgegenkommen

welwillendheid

2. Entgegenkommen (gefällige Haltung):

Entgegenkommen

tegemoetkoming

Entgegenkommen

concessie