Translations for „dernier“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

Fur·ˈnier <Furniers, Furniere> [fʊrˈniːɐ̯] N nt

Furnier

fineer(blad)

Tur·ˈnier <Turniers, Turniere> [tʊrˈniːɐ̯] N nt

Turnier SPORTS (längerer Wettbewerb)

toernooi nt

Turnier HISTORY

steekspel nt

ˈdei·ner [d͜ainɐ] PRON pers

deiner

je

deiner

jou

ˈde·ren¹ [ˈdeːrən] PRON dem

deren

van deze

deren

van haar

deren

van hen

meine Freundin und deren Kinder

mijn vriendin en haar kinderen

er sprach über alte Meister und deren Werke

hij sprak over oude meesters en de werken van hen

ˈder·lei [ˈdeːɐ̯ˈl͜ai ] PRON dem

1. derlei:

derlei

zulk

derlei

zo'n

2. derlei:

derlei

zoiets

derlei

iets dergelijks

Ma·ˈnier <Manier, Manieren> [maˈniːɐ̯] N f

1. Manier liter (Art und Weise):

Manier

manier

Manier

wijze

in bewährter Manier

op de beproefde wijze

2. Manier (Stil):

Manier

manier

Manier

stijl

Manier

trant

ein Gemälde in der Manier Rembrandts

een schilderij in de stijl van Rembrandt

3. Manier pej (Gekünsteltheit):

Manier

maniertje

Manier

gekunsteldheid

Manier

gemaaktheid

4. Manier:

Manier (Umgangsformen)

manieren

Manier (Gewohnheit)

gewoonte

ˈBos·ni·er(in) <Bosniers, Bosnier> [ˈbɔsniɐ] N m(f)

Bosnier(in)

Bosniër(Bosnische) m (f)

Oˈra·ni·er <Oraniers, Oranier> [oˈraːni̯ɐ] N m

Oranier

Oranje

Oranier

lid nt van het Huis van Oranje

Pi·o·ˈnier(in) <Pioniers, Pioniere> [pioˈniːɐ̯] N m(f)

1. Pionier MIL:

Pionier(in)

pionier(pionierster) m (f)

Pionier(in)

geniesoldaat(geniesoldate) m (f)

2. Pionier fig (Wegbereiter):

Pionier(in)

pionier(pionierster) m (f)

Pionier(in)

baanbreker(baanbreekster) m (f)

Pionier(in)

voortrekker(voortrekster) m (f)

3. Pionier (in der ehemaligen DDR):

Pionier(in)

lid van een jeugdorganisatie

ˈSpa·ni·er(in) <Spaniers, Spanier> [ˈʃpaːni̯ɐ] N m(f)

Spanier(in)

Spanjaard(Spaanse) m (f)

ˈDen·ker(in) <Denkers, Denker> [ˈdɛŋkɐ] N m(f)

Denker(in)

denker(denkster) m (f)

Denker(in)

filosoof(filosofe) m (f)

ˈLei·er <Leier, Leiern> [ˈl͜aiɐ] N f MUS

Leier

lier

die alte/gleiche Leier

het oude/hetzelfde liedje

ˈAri·er <Ariers, Arier> [ˈaːri̯ɐ] N m

1. Arier LING (Indogermane):

Arier

Ariër

2. Arier HISTORY:

Arier

niet-Jood

ˈFei·er <Feier, Feiern> [ˈf͜aiɐ] N f

1. Feier:

Feier

feest nt

eine Feier veranstalten

een feest geven

2. Feier:

Feier

viering

zur Feier des Tages hum

om de dag te vieren

ˈGei·er <Geiers, Geier> [ˈg͜aiɐ] N m

Geier

gier ook fig.

hol(')s der Geier! inf

verdomme!

hol(')s der Geier! inf

dat zal me worst wezen!

weiß der Geier! inf

Joost mag (het) weten!