Translations for „durchkochen“ in the German » Dutch Dictionary

ˈdurch·ma·chen¹ VB intr inf

durchmachen

(aan een stuk) doorgaan

durch·ˈsu·chen [-ˈzuːxn̩] VB trans

durchsuchen

doorzoeken

durchsuchen

fouilleren

ˈdurch·kom·men VB intr irreg

1. durchkommen (hindurch kommen):

durchkommen

erdoor [o. er doorheen] komen

der Chef kommt immer wieder bei ihm durch fig

steeds weer laat hij merken, dat hij de chef is

es war nicht durchzukommen

er was geen doorkomen aan

2. durchkommen (durchfahren):

durchkommen

langs komen

durchkommen

passeren

3. durchkommen fig (Prüfung bestehen):

durchkommen

slagen (voor een examen)

mit deinen Ausreden kommst du bei mir nicht durch

met je smoesjes heb je bij mij geen succes

4. durchkommen fig (überleben):

durchkommen

er goed doorheen komen

durchkommen

het redden

der Kranke ist durchgekommen

de patiënt heeft het gehaald

ˈdurch·krie·chen¹ VB intr irreg

durchkriechen

erdoor kruipen

durchkriechen

kruipen door

durch·ˈfor·schen [-ˈfɔrʃn̩] VB trans

1. durchforschen (durchsuchen):

durchforschen

doorvorsen

durchforschen

(wetenschappelijk) onderzoeken

nach Spuren durchforschen

op sporen onderzoeken

2. durchforschen (durchstreifen):

durchforschen

afzoeken

durchforschen

onderzoeken op

ˈdurch·bre·chen³ VB trans irreg

1. durchbrechen (gewaltsam durch etw dringen) MED:

durchbrechen

doorbreken

durchbrechen

openwerken

2. durchbrechen fig:

durchbrechen

doorbreken

durchbrechen

in strijd handelen met

ˈdurch·wei·chen¹ VB intr

durchweichen

door en door nat [o. helemaal] week worden

ˈdurch·ste·chen¹ VB intr irreg

durchstechen

erdoor steken

durch·ˈlö·chern [-ˈløːçɐn] VB trans

1. durchlöchern:

durchlöchern

gaten maken in

durchlöchern

doorzeven

durchlöchern

perforeren

2. durchlöchern fig:

durchlöchern

uithollen

durchlöchern

ondermijnen

Vorschriften durchlöchern

voorschriften uithollen