Translations for „grobmahlen“ in the German » Dutch Dictionary

ˈab·zah·len VB trans

abzahlen (in Raten bezahlen)

afbetalen

abzahlen (zurückzahlen)

terugbetalen

ver·ˈmäh·len [fɛɐ̯ˈmɛːlən] VB refl liter

vermählen

huwen

vermählen

trouwen

ˈab·wäh·len VB trans

1. abwählen:

abwählen

niet herkiezen

2. abwählen SCHOOL (eines Schulfachs):

abwählen

laten vallen

ˈab·zäh·len¹ VB intr

1. abzählen (Kinderspiel):

abzählen

aftellen

2. abzählen:

abzählen MIL, SPORTS

nummeren

zu vieren abzählen!

nummeren van één tot vier!

ˈan·zah·len VB trans

anzahlen (eine Anzahlung auf den Preis von etw leisten)

een aanbetaling doen (voor)

anzahlen (als Anzahlung geben)

een voorschot geven voor

ein Auto anzahlen

een aanbetaling doen voor een auto

er·ˈwäh·len [-ˈvɛːlən] VB trans liter

erwählen

kiezen

erwählen

uitkiezen

er·ˈzäh·len² [-ˈ͜tsɛːlən] VB intr (anschaulich berichten)

erzählen

vertellen

erzählen

verhalen

ˈzu·zah·len VB trans

zuzahlen

bijbetalen

ˈstrah·len [ˈʃtraːlən] VB intr

1. strahlen fig a.:

strahlen (leuchten, ein freudiges Gesicht machen)

stralen

strahlen (glänzen)

schitteren

2. strahlen PHYS (Radioaktivität abgeben):

strahlen

straling uitzenden

strahlende Materie

radioactieve stof

be·ˈzah·len VB trans

bezahlen

betalen

bezahlen fig a.

bekopen

sich bezahlt machen

de moeite lonen

sich bezahlt machen

de moeite waard zijn

sich bezahlt machen

renderen

ˈaus·zah·len¹ VB trans

auszahlen (Betrag aushändigen)

(uit)betalen

auszahlen (abfinden)

uitkeren

die Anteilhaber/die Erben auszahlen

de aandeelhouders/de erfgenamen uitkopen

ˈein·zah·len VB trans

einzahlen

storten

einzahlen

betalen

einzahlen

overmaken op