Translations for „kuikens“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

ˈku·cken [ˈkʊkn̩] VB intr inf NGer

kucken → gucken

See also gucken , gucken

ˈgu·cken² [ˈgʊkn̩] VB intr

1. gucken inf (blicken):

gucken

kijken

in den Mond gucken fig

het nakijken hebben

guck mal (da)!

kijk eens (aan)!

da wird er (aber) gucken!

die zal opkijken!

da wird er (aber) gucken!

daar zal hij van opkijken!

2. gucken inf (ragen):

gucken

erbovenuit [o. eronderuit] komen

die Zeitung guckt aus seiner Tasche

de krant steekt uit zijn zak

ˈgu·cken¹ [ˈgʊkn̩] VB trans inf (sehen)

gucken

kijken

Fernsehen gucken

(naar de) televisie kijken

ˈei·gens [ˈ͜aign̩s] ADV

1. eigens liter:

eigens

speciaal

eigens

in 't bijzonder

2. eigens liter:

eigens

uitsluitend

eigens

enkel

ˈsei·tens [ˈz͜aitn̩s] PREP +gen

seitens

van de zijde [o. kant] van

seitens

uit naam van

seitens

vanwege

ˈku·ren [ˈkuːrən] VB intr inf

kuren

kuren

kuren

een kuur doen

ˈkur·ven [ˈkʊrvn̩, kʊrfn̩] VB intr

1. kurven (sich in einer gekrümmten Linie bewegen):

kurven

bochten maken

kurven

in bochten rijden [o. vliegen]

der Motorradfahrer kurvte um die Ecke

de motorrijder draaide de hoek om

2. kurven inf (ziellos fahren):

kurven

rondtrekken

3. kurven inf (nachdenken):

kurven

piekeren

kurven

nadenken

ˈbi·ken [ˈb͜aikn̩] VB intr SPORTS

biken inf

fietsen

biken inf

motorrijden

ˈpi·ken [ˈpiːkn̩] VB trans inf

piken

steken

piken

prikken