Translations for „opper“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

ˈPop·per <Poppers, Popper> [ˈpɔpɐ] N m

Popper

kakker

Popper

bal

ˈKip·per <Kippers, Kipper> [ˈkɪpɐ] N m (Fahrzeug mit schüttbarem Material)

Kipper

kieper

Kipper

kiepauto

Kipper

kiepwagen

ˈDop·pel <Doppels, Doppel> [ˈdɔpl̩] N nt

1. Doppel (Duplikat):

Doppel

duplicaat nt

Doppel

afschrift nt

2. Doppel SPORTS:

Doppel

dubbel(spel) nt

ˈfop·pen [ˈfɔpn̩] VB trans inf

foppen

foppen

foppen

bij de neus hebben

ˈKop·pel¹ <Koppel, Koppeln> [ˈkɔpl̩] N f

1. Koppel:

Koppel

omheind stuk nt (gras)land

2. Koppel (Tiere):

Koppel

koppel

Koppel

groep

Koppel

tweetal nt

ˈop·fern¹ [ˈɔ͜pfɐn] VB intr (ein Opfer darbringen)

opfern

offeren

ˈOper <Oper, Opern> [ˈoːpɐ] N f

1. Oper:

Oper

opera

Oper

muziekdrama

eine Oper aufführen

een opera opvoeren

2. Oper:

Oper

opera

Oper

operavoorstelling

in die Oper gehen

naar de opera(voorstelling) gaan

ˈOp·fer <Opfers, Opfer> [ˈɔ͜pfɐ] N nt

1. Opfer REL (verzichtende Hingabe):

Opfer

offer nt

2. Opfer (geschädigte Person):

Opfer

slachtoffer nt

Opfer

prooi

ein Opfer der Flammen

een prooi van de vlammen

das Opfer eines Verkehrsunglücks

het slachtoffer van een verkeersongeluk

einer Intrige zum Opfer fallen

het slachtoffer van een intrige worden

ˈKa·per¹ <Kapers, Kaper> [ˈkaːpɐ] N m

1. Kaper HISTORY (Seeräuberschiff):

Kaper

kaperschip nt

2. Kaper HISTORY (Seeräuber):

Kaper

kaper

Kaper

zeerover

ˈSu·per <Supers> [ˈzuːpɐ] N nt kein pl AUTO

Super

super(benzine)

ˈVi·per <Viper, Vipern> [ˈviːpɐ] N f

Viper

adder

ˈsu·per [ˈzuːpɐ] ADJ inf

super

fantastisch

super

geweldig

super

reuze

super

super

eine super Schau

een fantastische [o. grandioze] voorstelling

ˈFlip·per <Flippers, Flipper> [ˈflɪpɐ] N m

Flipper

flipper(kast)

ˈTrip·per <Trippers, Tripper> [ˈtrɪpɐ] N m MED

Tripper

druiper

Tripper

gonorroe

ˈKlap·per <Klapper, Klappern> [ˈklapɐ] N f

Klapper

ratel

Klapper

rammelaar

Klapper

klepper

ˈSkip·per <Skippers, Skippers> [ˈskɪpɐ] N m NAUT

Skipper

schipper

Skipper

kapitein van een (zeil)jacht

ˈSlip·per <Slippers, Slipper> [ˈslɪpɐ] N m

1. Slipper (Schlüpfschuh):

Slipper

slipper

2. Slipper A:

Slipper

sportmantel

Slipper

slip-on