Translations for „schokkende“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

ˈscho·cken [ˈʃɔkn̩] VB trans

1. schocken inf:

schocken

choqueren

2. schocken MED:

schocken

shocken

Scho·ko·ˈla·de <Schokolade, Schokoladen> [ʃokoˈlaːdə] N f

1. Schokolade (Kakaomasse):

Schokolade

chocola(de)

bittere Schokolade

pure chocola(de)

ein Riegel/eine Tafel Schokolade

een reep/tablet chocola(de)

2. Schokolade (Kakaogetränk):

Schokolade

cacao

Schokolade

chocola(de)

ˈSchoß·kind N nt

Schoßkind

troetelkindje

Schoßkind

schootkind(je)

ˈScho·cker <Schockers, Schocker> [ˈʃɔkɐ] N m inf

Schocker

choquerend stuk nt [o. werknt ]

ˈschöp·fen [ˈʃœ͜pfn̩] VB trans

1. schöpfen:

schöpfen (Wasser)

scheppen ook fig.

schöpfen (aus Brunnen)

putten ook fig.

2. schöpfen (gewinnen):

schöpfen

krijgen

schöpfen

opdoen

Mut schöpfen liter

moed scheppen [o. putten]

geschöpftes Papier

geschept papier

Verdacht schöpfen liter

argwaan [o. achterdocht] krijgen

3. schöpfen HUNT (Wild, Hunde):

schöpfen

drinken

ˈSchop·pen <Schoppens, Schoppen> [ˈʃɔpn̩] N m

1. Schoppen (ein Glas Wein):

Schoppen

glas nt wijn

2. Schoppen (Viertelliter):

Schoppen

potje nt [o. pintje] [o. glaasjent ] (bier)

3. Schoppen hist (etwa ein halber Liter):

Schoppen

(ongeveer) halve liter