Translations for „weggeschleift“ in the German » Dutch Dictionary

ge·ˈschweift [gəˈʃv͜aift] ADJ

1. geschweift:

geschweift

gestaart

geschweift

met staart

2. geschweift:

geschweift

gebogen

geschweift

gekromd

geschweift

gewelfd

ˈWen·de·schlei·fe N f

Wendeschleife

keerlus

ˈWar·te·schlei·fe N f

1. Warteschleife AERO:

Warteschleife

holding

Warteschleifen fliegen

in het parkeercircuit cirkelen

2. Warteschleife fig:

Warteschleife

overbruggingsperiode

ˈweg·ge·hen VB intr irreg

1. weggehen (fortgehen):

weggehen

weggaan

weggehen

vertrekken

weggehen

de deur uitgaan

geh mir bloß weg damit! inf

praat me er niet van!

der Fleck geht nicht mehr weg inf (sich entfernen lassen)

de vlek gaat er niet meer uit

im Weggehen

bij het weggaan

vom Gas weggehen

gas terugnemen

von jdm weggehen inf

bij iem weggaan

2. weggehen inf (aus der Hand gehen, verkauft werden):

weggehen

van de hand gaan

weggehen

verkocht worden

weggehen wie warme Semmeln

(als warme broodjes) de deur uitvliegen

3. weggehen inf (verwendet werden):

weggehen

opgaan

weggehen

besteed worden

4. weggehen inf (hinweg gehen/schlagen):

weggehen

slaan

weggehen

heengaan

eine Welle ging über das Schiff weg

een golf sloeg over het schip

5. weggehen inf (darüber hinweg gehen, ignorieren):

weggehen

heenstappen

weggehen

negeren

ge·ˈstreift [gəˈʃtr͜aift] ADJ

gestreift

gestreept

gestreift

met strepen [o. streepjes]

ˈHaar·schlei·fe N f

Haarschleife

haarstrik

Haarschleife

haarlint nt

Ge·ˈschlecht <Geschlecht(e)s, Geschlechter> [gəˈʃlɛçt] N nt

Geschlecht BIOL

geslacht nt

Geschlecht LING hum (Sippe)

kunne

Geschlecht LING hum (Sippe)

sekse

Geschlecht liter

generatie

beiderlei Geschlechts

van beiderlei kunne

das dritte Geschlecht veraltet

de homoseksuelen