Dutch » German

eer·her·stel [erhɛrstɛl] N nt geen pl

on·der·stel·ling <onderstelling|en> [ɔndərstɛlɪŋ] N f

1. onderstelling (hypothese, gissing):

leer·stel·ling <leerstelling|en> [lerstɛlɪŋ] N f

ver·on·der·stel·ling <veronderstelling|en> [vərɔndərstɛlɪŋ] N f

2. veronderstelling (hypothese):

her·stel·len3 <herstelde, h. hersteld> [hɛrstɛlə(n)] VB trans

2. herstellen (wat verstoord is):

on·der·stel·len <onderstelde, h. ondersteld> [ɔndərstɛlə(n)] VB trans

1. onderstellen (als hypothese, uitgangspunt aannemen):

2. onderstellen (noodzakelijk aanwezig achten):

ver·on·der·stel·len <veronderstelde, h. verondersteld> [vərɔndərstɛlə(n)] VB trans

2. veronderstellen (als uitgangspunt nemen):

veronderstel(d) dat

voor·on·der·stel·ling <vooronderstelling|en> [vorɔndərstɛlɪŋ] N f

1. vooronderstelling (hypothese):

2. vooronderstelling (voorwaarde, vereiste):

te·gen·over·stel·len <stelde tegenover, h. tegenovergesteld> [teɣə(n)ovərstɛlə(n)] VB trans

eer·ste·ling <eersteling|en> [erstəlɪŋ] N m

1. eersteling (eerstgeborene):

Erstgeborene(r) f(m)

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski