Dutch » German

Translations for „angestaute“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

Show summary of all matches

wan·ge·stal·te: noun
maan·ge·stal·te: noun
ge·stal·te: noun
on·ge·straft: adjective and adverb
af·ge·stampt: adjective and adverb
aan·ge·scho·ten: adjective and adverb
schijn·ge·stal·te: noun
aan·ge·sto·ken: adjective and adverb
aan·ge·sla·gen: adjective and adverb
as·tro·nau·te: noun
dienst·au·to: noun
ge·sta·dig: adverb
ge·stampt: adjective and adverb
on·ge·steld: adjective and adverb
on·ge·stoord: adjective and adverb
angst: noun
ang·stig: adjective and adverb

You are viewing results spelled similarly: wangestalte , maangestalte , gestalte , afgestampt , ongestraft , aangeschoten , schijngestalte , aangeslagen , aangestoken , angstig , angst , ongestoord , ongesteld , gestampt , gestadig , dienstauto and astronaute

wan·ge·stal·te <wangestalte|n, wangestalte|s> [wɑŋɣəstɑltə] N f

wangestalte

missgestaltete(s) Wesen nt

maan·ge·stal·te <maangestalte|n> [maŋɣəstɑltə] N f

maangestalte

ge·stal·te <gestalte|n, gestalte|s> [ɣəstɑltə] N f

1. gestalte (figuur):

Gestalt f

Figur f

een rijzige gestalte

eine hochwüchsige Gestalt

2. gestalte (gedaante):

Gestalt f

gestalte geven (aan iets)

einer Sache Gestalt geben

gestalte krijgen

Gestalt annehmen

on·ge·straft [ɔŋɣəstrɑft] ADJ

ik laat mij niet ongestraft beledigen

ich lasse mich nicht ungestraft beleidigen

af·ge·stampt [ɑfxəstɑmt] ADJ

afgestampt vol

aan·ge·scho·ten [aŋɣəsxotə(n)] ADJ

aangeschoten

schijn·ge·stal·te <schijngestalte|n> [sxɛiŋɣəstɑltə] N f

schijngestalte

Phase f

de vier schijngestalten van de maan

die vier Mondphasen

aan·ge·sto·ken [aŋɣəstokə(n)] ADJ (vruchten)

aangestoken

aangestoken

aan·ge·sla·gen [aŋɣəslaɣə(n)] ADJ

1. aangeslagen (uit zijn evenwicht gebracht):

aangeslagen

aus der Fassung

2. aangeslagen SPORTS:

aangeslagen

3. aangeslagen (met aanslag bedekt):

aangeslagen

as·tro·nau·te N f

astronaute feminine form of astronaut

See also astronaut

as·tro·naut <astronaut|en> [ɑstronɑut] N m

Weltraumfahrer m

dienst·au·to <dienstauto|'s> [dinstɑuto, dinstoto] N m

ge·sta·dig [ɣəstadəx] ADV

gestadig → gestaag

See also gestaag

ge·staag [ɣəstax] ADJ

1. gestaag (zonder ophouden, voortdurend):

een gestage arbeid

eine regelmäßige Arbeit

2. gestaag (bestendig):

het aantal nam gestaag toe

die Zahl nahm ständig zu

3. gestaag (telkens herhaald):

de gestage koortsen

die wiederholten Fieberanfälle pl

ge·stampt [ɣəstɑmt] ADJ

gestampt (tot poeder)

gestampte muisjes

gestoßene Aniszuckerstreusel pl

on·ge·steld [ɔŋɣəstɛlt] ADJ

1. ongesteld:

ze is ongesteld (menstruerend)

sie hat ihre Tage [o. Regel]

ze wordt ongesteld

sie bekommt ihre Tage [o. Regel]

2. ongesteld (onpasselijk):

unpässlich form

on·ge·stoord [ɔŋɣəstort] ADJ

1. ongestoord (zonder storing):

2. ongestoord (ongehinderd):

3. ongestoord (zonder lastiggevallen te worden):

angst <angst|en> [ɑŋst] N m

Angst f

Furcht f

duizend angsten uitstaan

in tausend Ängsten schweben [o. sein]

het gevoel van angst

das Angstgefühl

in angst zitten

in Angst schweben

met stijgende angst

mit wachsender Angst

in angst en vreze

mit Zittern und Zagen

ang·stig¹ <angstige, angstiger, angstigst> [ɑŋstəx] ADJ

1. angstig:

angstig (angst voelend)

angstig (sterker)

bange

het angstig hart

2. angstig (angst verwekkend):

een angstige strijd

ein beängstigender Kampf

3. angstig (van angst getuigend):

een angstige blik

ein ängstlicher Blick

een angstige schreeuw

ein angstvoller Schrei

4. angstig (met angst gepaard gaand):

bange

het waren angstige tijden

es waren bange Zeiten

Browse the dictionary

Dutch

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski