Dutch » German

Translations for „gedrechselte“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

Show summary of all matches

ge·deel·te: noun
ge·drocht: noun
ge·he·mel·te: noun
ge·dre·ven: verb
ge·vo·gel·te: noun
ver·he·mel·te: noun

You are viewing results spelled similarly: gedeelte , gehemelte , gedrocht , verhemelte , gevogelte and gedreven

ge·deel·te <gedeelte|n, gedeelte|s> [ɣədeltə] N nt

Teil m

gedeelte (element, onderdeel, bijv. van kleding, machine)

Teil nt

het achterste gedeelte

der hintere Teil

het achterste gedeelte van de trein

het gedeelte van een bedrag

bij gedeelten

bij gedeelten ook econ.

het bovenste gedeelte

der/das Oberteil

het eerste gedeelte van de tweede symfonie muz.

der erste Satz der 2. Sinfonie

het grootste gedeelte van het jaar

der größte Teil des Jahres

het middelste gedeelte

het onderste gedeelte

der/das Unterteil

voor een gedeelte

teilweise/teils

voor een gedeelte

het voorste gedeelte

der/das Vorderteil

ge·drocht <gedrocht|en> [ɣədrɔxt] N nt

1. gedrocht (monster):

Monstrum nt

Scheusal nt

2. gedrocht (mismaakt mens, dier):

Monstrum nt

Missgeburt f pej

ge·he·mel·te <gehemelte|n, gehemelte|s> [ɣəheməltə] N nt

Gaumen m

een gespleten gehemelte med.

eine Gaumenspalte

ge·dre·ven VB

gedreven → drijven¹, → drijven²

See also drijven , drijven

drij·ven² <dreef, h. gedreven> [drɛivə(n)] VB trans

1. drijven (voor zich uit doen gaan):

iem op de vlucht drijven

jdn in die Flucht schlagen

de menigte uit elkaar drijven

die Menge auseinandertreiben

2. drijven fig (bewegen tot):

door eerzucht gedreven

iem in het nauw drijven

jdn in die Enge treiben

de zaak op de spits drijven

die Sache auf die Spitze treiben

3. drijven (bedrijven):

de spot met iem drijven

seinen Spott mit jdm treiben

dat is geen zaak om de spot mee te drijven

die Sache ist nicht zum Scherzen

4. drijven (in beweging brengen):

5. drijven (slaan):

een spijker in de muur drijven

einen Nagel in die Wand schlagen

6. drijven (figuren slaan in metaal):

drij·ven¹ <dreef, h./i. gedreven> [drɛivə(n)] VB intr

1. drijven:

drijven (aan de oppervlakte blijven)

drijven (op het water in de stroming)

het wrakhout is naar de kust gedreven

das Treibholz ist an die Küste geschwemmt worden

hout drijft op water

Holz schwimmt auf dem Wasser

de zaak drijft op hem fig

er ist die treibende Kraft des Unternehmens

2. drijven (zweven):

3. drijven:

drijven (doornat zijn)

(völlig) durchnässt sein

drijven (onder water staan)

unter Wasser stehen

de badkamer dreef

das Badezimmer stand unter Wasser

ge·vo·gel·te [ɣəvoɣəltə] N nt geen pl

1. gevogelte (vogels voor consumptie):

2. gevogelte (de gezamenlijke vogels):

Vögel pl

gevogelte jacht

Federwild nt spec

ver·he·mel·te <verhemelte|n, verhemelte|s> [vərheməltə] N nt

Gaumen m

Browse the dictionary

Dutch

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski