Dutch » German

ge·wet·tigd [ɣəwɛtəxt] ADJ

2. gewettigd form (geëcht):

ge·was·sen2 VB

gewassen volt. deelw. van wassen², wassen³, wassen⁴

See also wassen , wassen , wassen , wassen

was·sen4 <wies, i. gewassen> [wɑsə(n)] VB intr

1. wassen (groeien):

was·sen3 <waste, h. gewast> [wɑsə(n)] VB trans (met was bestrijken)

was·sen1 [wɑsə(n)] ADJ

ge·wau·wel [ɣəwɑuwəl] N nt geen pl

ge·wag [ɣəwɑx]

ge·was <gewas|sen> [ɣəwɑs] N nt

3. gewas (al wat er groeit aan planten):

ge·waagd <gewaagde, gewaagder, gewaagdst> [ɣəwaxt] ADJ

ge·wis [ɣəwɪs] ADJ

2. gewis (vaststaand):


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski