Dutch » German

Translations for „mutige“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

ma·ti·gen: verb
mu·ta·tie: noun
mu·te·ren: verb
ge·tui·ge: noun
in·tri·ge: noun
mu·ni·tie: noun
bei·ge: adjective and adverb
muts: noun
muf·fig: adjective and adverb
hou·tig: adjective and adverb
zou·tig: adjective and adverb
mug: noun
muil: noun
muis: noun

You are viewing results spelled similarly: matigen , munitie , intrige , getuige , muteren , mutatie , muis , muil , mug , zoutig , houtig , muffig , muts and beige

ma·ti·gen¹ <matigde, h. gematigd> [matəɣə(n)] VB trans

matigen

mäßigen

de lonen matigen

die Lohnerhöhungen mäßigen

matig uw snelheid!

Tempo drosseln!

mu·ta·tie <mutatie|s> [myta(t)si] N f

mu·te·ren¹ <muteerde, i. gemuteerd> [myterə(n)] VB intr (wijziging ondergaan)

muteren

mutieren

ge·tui·ge² <getuige|n> [ɣətœyɣə] N nt

getuige

Zeugnis nt

iem van goede getuigen voorzien

jdm eine gutes Zeugnis ausstellen

in·tri·ge <intrige|s> [ɪntriʒə, ɪntriɣə] N f

1. intrige (complot):

intrige

Intrige f

een intrige opzetten

eine Intrige einfädeln

2. intrige (verwikkeling, plot):

intrige

Plot m nt nt

mu·ni·tie <muni|tiën> [myni(t)si] N f

munitie

Munition f

bei·ge [bɛːʒə] ADJ

beige

beige

muts <muts|en> [mʏts] N f

1. muts (hoofddeksel):

muts

Mütze f

muts

Kappe f

een wollen muts

eine Wollmütze

2. muts (klederdracht):

muts

Haube f

3. muts (trut):

muts

Zicke f pej

muts

Schnepfe f pej

muf·fig [mʏfəx] ADJ

muffig (van lucht)

muffig

muffig (van lucht)

stockig

muffig (van smaak of lucht)

dumpf

hou·tig [hɑutəx] ADJ

houtig

holzig

zou·tig [zɑutəx] ADJ

zoutig

salzig

mug <mug|gen> [mʏx] N f

mug

Mücke f

van een mug een olifant maken fig

aus einer Mücke einen Elefanten machen

muil¹ <muil|en> [mœyl] N m

1. muil:

muil (bek)

Maul nt

muil (groot, gapend, vooral van roofdieren)

Rachen m

de leeuw sperde zijn muil wijd open

der Löwe sperrte den Rachen weit auf

2. muil (mond):

muil

Maul nt

muil

Fresse f

iem een klap op [o. voor zijn] muil geven

jdm die Fresse polieren vulg

muis <muizen> [mœys] N f

1. muis (knaagdier):

muis

Maus f

zo stil als een muis

mäuschenstill

met man en muis vergaan

mit Mann und Maus untergehen

2. muis (duimspier):

muis

Maus f

3. muis (schimmen) pl:

muis

weiße Mäuse pl

4. muis (meisje):

muis

graue Maus f

5. muis comput.:

muis

Maus f

Browse the dictionary

Dutch

Translations for „mutige“ in the Dutch » German Dictionary

ma·ti·gen1 <matigde, h. gematigd> [matəɣə(n)] VB trans

mu·ta·tie <mutatie|s> [myta(t)si] N f

1. mutatie (verandering):

2. mutatie ((om)wisseling):

3. mutatie biol.:

mu·te·ren1 <muteerde, i. gemuteerd> [myterə(n)] VB intr (wijziging ondergaan)

ge·tui·ge2 <getuige|n> [ɣətœyɣə] N nt

in·tri·ge <intrige|s> [ɪntriʒə, ɪntriɣə] N f

1. intrige (complot):

2. intrige (verwikkeling, plot):

mu·ni·tie <muni|tiën> [myni(t)si] N f

bei·ge [bɛːʒə] ADJ

muts <muts|en> [mʏts] N f

1. muts (hoofddeksel):

2. muts (klederdracht):

3. muts (trut):

muf·fig [mʏfəx] ADJ

hou·tig [hɑutəx] ADJ

zou·tig [zɑutəx] ADJ

mug <mug|gen> [mʏx] N f

muil1 <muil|en> [mœyl] N m

1. muil:

2. muil (mond):

muis <muizen> [mœys] N f

1. muis (knaagdier):

2. muis (duimspier):

3. muis (schimmen) pl:

4. muis (meisje):

5. muis comput.:

Browse the dictionary

Links to further information

Feedback

Vocabulary trainer

Synonyms

My search history

ma·ti·gen¹ <matigde, h. gematigd> [matəɣə(n)] VB trans

mu·te·ren¹ <muteerde, i. gemuteerd> [myterə(n)] VB intr (wijziging ondergaan)

ge·tui·ge² <getuige|n> [ɣətœyɣə] N nt

muil¹ <muil|en> [mœyl] N m