Translations for „slagen“ in the Dutch » German Dictionary

sla·gen <slaagde, i. geslaagd> [slaɣə(n)] VB intr

1. slagen (succes hebben):

slagen

Erfolg haben

slagen

erfolgreich sein

ik slaag in iets

etw gelingt [o. glückt] mir

in een winkel (kunnen) slagen

in einem Laden finden, was man gesucht hat

met iets slagen

mit etw Erfolg haben

2. slagen (examen halen):

slagen

bestehen

voor zijn examen slagen

das Examen bestehen

hij is voor zijn Frans geslaagd

er hat die Prüfung in Französisch bestanden

3. slagen:

slagen (goed uitvallen)

gelingen

slagen (door gunstige omstandigheden)

glücken

slagen (volgens planning verlopen)

klappen inf

een geslaagd feest

ein gelungenes Fest

een onderneming met kans van slagen

ein aussichtsreiches Unternehmen

de tekening is goed geslaagd

die Zeichnung ist gut gelungen

Usage examples with slagen

voor z'n rijexamen slagen

die Fahrprüfung bestehen

voor zijn examen slagen

das Examen bestehen

ik zal erin slagen

es wird mir gelingen

voor een examen slagen

eine Prüfung bestehen

met kans van slagen

aussichtsreich

iem slagen toedienen

jdm Schläge versetzen

met iets slagen

mit etw Erfolg haben

in een winkel (kunnen) slagen

in einem Laden finden, was man gesucht hat

de slagen van het noodlot

die Schläge des Schicksals

de klok gaf vier slagen

die Uhr schlug viermal

de slagen van een zwachtel

die Umschläge eines Wickels

hoofdzaak is, dat we slagen

die Hauptsache ist, dass wir Erfolg haben

voor iets met glans slagen

etw glänzend bestehen

een onderneming met kans van slagen

ein aussichtsreiches Unternehmen

de slagen van de pols tellen

die Pulsschläge zählen

zijn uiterste best doen om te slagen

sein Äußerstes tun, um es zu schaffen

allen werkten mee om het feest te laten slagen

alle trugen zum Gelingen des Festes bei

hij zit in de hoek waar de slagen vallen fig

er muss immer herhalten