Translations for „balderen“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

sal·ˈdie·ren [zalˈdiːrən] VB trans

1. saldieren (eine Rechnung abschließen):

saldieren

salderen

saldieren

(een rekening) afsluiten

2. saldieren (Rechnung, Schuld bezahlen):

saldieren

betalen

saldieren

vereffenen

3. saldieren A (die Bezahlung bestätigen):

saldieren

de betaling bevestigen

ba·ˈsie·ren¹ [baˈziːrən] VB intr

basieren

gebaseerd zijn

basieren

steunen

basieren

berusten

ba·lan·ˈcie·ren [balaŋˈsiːrən, balãˈ-] VB intr

balancieren

balanceren

bal·sa·ˈmie·ren [balzaˈmiːrən] VB trans

balsamieren

balsemen

Bal·ge·ˈrei <Balgerei, Balgereien> [balgəˈr͜ai ] N f

1. Balgerei (Tollerei):

Balgerei

gestoei nt

Balgerei

geravot

2. Balgerei (Rangelei):

Balgerei

stoeipartij

3. Balgerei (Kämpferei):

Balgerei

vechtpartij

Balgerei

knokpartij

ˈWil·de·rer(in) <Wilderers, Wilderer> [ˈvɪldərɐ] N m(f)

Wilderer(in)

stroper(stroopster) m (f)

ad·ˈdie·ren [aˈdiːrən] VB trans

addieren

optellen

addieren

samentellen

da·ˈtie·ren¹ [daˈtiːrən] VB intr

1. datieren:

datieren

dateren

datieren

bestaan

2. datieren:

datieren

dateren

datieren

afkomstig zijn

die Vase datiert aus dem 2. Jahrhundert

de vaas stamt uit de 2e eeuw

ver·ba·li·ˈsie·ren [vɛrbaliˈziːrən] VB trans

1. verbalisieren:

verbalisieren

verbaliseren

verbalisieren

onder woorden brengen

2. verbalisieren:

verbalisieren

verbaliseren

verbalisieren

tot een werkwoord maken

ˈbal·digst [ˈbaldɪçst] ADV liter

baldigst

zo gauw [o. spoedig] mogelijk

ˈBal·dri·an <Baldrians, Baldriane> [ˈbaldriaːn] N m BOT

Baldrian

valeriaan

ˈbal·dig [ˈbaldɪç] ADJ

baldig

spoedig

auf baldiges Wiedersehen!

tot ziens!

ˈaus·ba·lan·cie·ren¹ VB trans

ausbalancieren

in evenwicht brengen [o. houden]

ausbalancieren

(uit)balanceren ook fig.

ˈein·bal·sa·mie·ren VB trans

einbalsamieren

balsemen

sich einbalsamieren lassen können hum

nergens voor deugen

am·ˈtie·ren [amˈtiːrən] VB intr

1. amtieren (ein Amt innehaben):

amtieren

een ambt uitoefenen [o. bekleden] [o. vervullen]

amtieren

in functie zijn

als Direktor amtieren

het ambt van directeur uitoefenen

2. amtieren (fungieren):

amtieren

een ambt waarnemen

amtieren

fungeren

der amtierende Ministerpräsident

de waarnemende minister-president [o. eerste minister]

co·ˈdie·ren [koˈdiːrən] VB trans

codieren

coderen

di·ˈnie·ren [diˈniːrən] VB intr

dinieren

dineren

do·ˈsie·ren [doːˈziːrən] VB trans

dosieren

doseren