Dutch » German

Translations for „koers“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

Show summary of all matches
koers
noun
koers
noun

koers1 <koers|en> [kurs] N f SPORTS

koers
Rennen nt

koers2 <koers|en> [kurs] N m

2. koers (route):

koers
Kurs m
koers
Route f

3. koers (loop):

koers
Kurs m
de nieuwe koers op politiek gebied
der neue politische Kurs

5. koers econ.:

koers
Kurs m
koers
Umlauf m
hoog in koers staan fig
hoch im Kurs stehen

Usage examples with koers

koers houden
auf Kurs bleiben
(de) koers zetten naar …
Kurs nehmen auf +acc …
de koers is gezakt
die Kurse sind gefallen
de koers richten naar
Kurs nehmen auf +acc
een koers blijven volgen
einen Kurs beibehalten
uit de koers raken
vom Kurs abkommen
hoog in koers staan fig
hoch im Kurs stehen
een koers aanhouden
einen Kurs einhalten
de koers bepalen/uitzetten
den Kurs bestimmen/abstecken
de genoteerde koers
die Notierung
de koers aangeven
den Kurs angeben
de koers van de dag
der Tageskurs
de koers van de dollar
der Dollarkurs
koers zetten naar het oosten
Kurs nehmen auf Osten
van de rechte koers afdwalen fig
auf Abwege geraten
de koers bereikte een ongekende hoogte
der Kurs erreichte eine nie gekannte Höhe
de nieuwe koers op politiek gebied
der neue politische Kurs
het schip was van zijn koers afgewaaid
das Schiff war (durch den Wind) vom Kurs abgetrieben
het schip op [o. in ] koers brengen
das Schiff auf Kurs bringen

Browse the dictionary

Dutch

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Browse the dictionaries
Most popular