Translations for „accommodatie“ in the Dutch » German Dictionary

ac·com·mo·da·tie <accommodatie|s> [ɑkɔmoda(t)si] N f

1. accommodatie techn.:

accommodatie (gemakken)

Ausrüstung f

accommodatie (inrichting)

Ausstattung f

accommodatie (verblijf)

Unterkunft f

accommodatie (verblijfsmogelijkheid)

Unterkunftsmöglichkeiten pl

het hotel heeft een prima accommodatie

das Hotel hat eine prima Ausstattung

er is accommodatie voor tien passagiers

es gibt Unterkunft(smöglichkeiten) für zehn Passagiere

2. accommodatie med. (anpassing):

accommodatie

Akkommodation f

Usage examples with accommodatie

het hotel heeft een prima accommodatie

das Hotel hat eine prima Ausstattung

er is accommodatie voor tien passagiers

es gibt Unterkunft(smöglichkeiten) für zehn Passagiere