Dutch » German

ver·tra·gen1 <vertraagde, h. vertraagd> [vərtraɣə(n)] VB trans

1. vertragen (trager maken):

ge·dra·gen <gedroeg zich, h. zich gedragen> [ɣədraɣə(n)] VB wk ww zich gedragen

na·vra·gen <vraagde na/vroeg na, h. nagevraagd> [navraɣə(n)] VB trans

toe·dra·gen2 <droeg zich toe, h. zich toegedragen> [tudraɣə(n)] VB wk ww

toedragen zich toedragen (gebeuren):

aan·dra·gen <droeg aan, h. aangedragen> [andraɣə(n)] VB trans

aan·vra·gen <vroeg aan, h. aangevraagd> [anvraɣə(n)] VB trans

voor·dra·gen <droeg voor, h. voorgedragen> [vordraɣə(n)] VB trans

1. voordragen (declameren):

2. voordragen (als kandidaat voorstellen):


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski