Translations for „dronken“ in the Dutch » German Dictionary

dron·ken¹ <dronken, dronkener, meest dronken> [drɔŋkə(n)] ADJ

1. dronken (zat):

dronken

betrunken

dronken

blau inf

zo dronken als een kanon

so blau wie eine Strandhaubitze

met zijn dronken kop

in betrunkenem Zustand

2. dronken (buiten zichzelf) + van:

dronken

trunken

dronken

-trunken

dronken van vreugde

freudetrunken

dronken van vreugde

trunken vor Freude

dron·ken² VB

dronken 3. pers pl imp van drinken²

See also drinken , drinken

drin·ken² <dronk, h. gedronken> [drɪŋkə(n)] VB trans (tot zich nemen)

drinken

trinken

een dier te drinken geven

ein Tier tränken

die koffie is niet te drinken

der Kaffee ist ungenießbar

zich een roes drinken

sich dat einen Rausch antrinken

iem onder de tafel drinken

jdn unter den Tisch trinken

wijn bij het eten drinken

zum Essen Wein trinken

drin·ken¹ [drɪŋkə(n)] N nt geen pl

drinken

Getränke pl

drinken

Trank m form

het eten en drinken is er goed

die Verpflegung ist dort gut

Usage examples with dronken

met zijn dronken kop

in betrunkenem Zustand

dronken over straat slingeren

betrunken über die Straße schwanken [o. taumeln]

iem dronken voeren

jdn betrunken machen

dronken van vreugde

freudetrunken

zo dronken als een kanon

(so) blau wie eine Strandhaubitze

zo dronken als een Maleier zijn

blau wie ein Veilchen sein inf

iets doen met een dronken/dolle kop

etw in betrunkenem/erregtem Zustand tun

kinderen en dronken mensen zeggen de waarheid prov

Narren, Kinder und Betrunkene sagen die Wahrheit