Dutch » German

Translations for „elterliche“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

Show summary of all matches

ach·ter·licht: noun
ver·licht: adjective and adverb
weer·licht: noun
in·ter·li·nie: noun
weer·lich·ten: verb
sche·mer·licht: noun
ver·lich·ten: verb
knip·per·licht: noun
noor·der·licht: noun
on·der·li·chaam: noun
pel·te·rij: noun
ster·ling
ui·ter·lijk: adverb
let·ter·lijk: adjective and adverb

You are viewing results spelled similarly: achterlicht , interlinie , weerlicht , verlicht , weerlichten , letterlijk , uiterlijk , sterling , pelterij , onderlichaam , noorderlicht , knipperlicht , verlichten and schemerlicht

ach·ter·licht <achterlicht|en> [ɑxtərlɪxt] N nt

achterlicht

achterlicht (van (vracht)auto, trein, colonne e.d.)

Schlusslicht nt

ver·licht <verlichte, verlichter, verlichtst> [vərlɪxt] ADJ

1. verlicht (van een last bevrijd):

met verlicht gemoed

leichten Herzens

2. verlicht (door licht beschenen):

de straat is slecht verlicht

die Straße ist schlecht beleuchtet

3. verlicht (waarin lichten schijnen):

de stad was verlicht

die Stadt war erleuchtet

4. verlicht (het juiste inzicht hebbend):

verlichte despoten

aufgeklärte Despoten pl

verlicht door de Heilige Geest

vom Heiligen Geist erleuchtet

een verlichte geest

ein aufgeklärter Geist

weer·licht [werlɪxt] N nt of m geen pl (bliksem)

Wetterleuchten nt

in·ter·li·nie <interlinie|s> [ɪntərlini] N f (regelafstand)

Zeilendurchschuss m

weer·lich·ten <weerlichtte, h. geweerlicht> [werlɪxtə(n)] VB impers ww

weerlichten

sche·mer·licht [sxemərlɪxt] N nt geen pl

schemerlicht

Dämmerlicht nt

schemerlicht

Dämmerschein m

ver·lich·ten <verlichtte, h. verlicht> [vərlɪxtə(n)] VB trans

1. verlichten:

verlichten (van licht voorzien: van boven)

verlichten (van licht voorzien: van binnen uit)

verlichten (van licht voorzien: van binnen uit)

een gebouw met schijnwerpers verlichten

ein Gebäude mit Scheinwerfern anstrahlen

2. verlichten (minder zwaar maken):

verlichten ook fig

dat verlicht de pijn

das lindert den Schmerz

iem het werk verlichten

jdm die Arbeit erleichtern

3. verlichten (inzicht brengen):

knip·per·licht <knipperlicht|en> [knɪpərlɪxt] N nt

1. knipperlicht (verkeerslicht):

knipperlicht

2. knipperlicht (richtingaanwijzer):

knipperlicht

Blinker m

3. knipperlicht (alarmlicht):

knipperlicht

Warnblinkleuchte f

noor·der·licht [nordərlɪxt] N nt geen pl

noorderlicht

noorderlicht

on·der·li·chaam <onderli|chamen> [ɔndərlɪxam] N nt

onderlichaam

pel·te·rij <pelterij|en> [pɛltərɛɪ] N f

Pelzwerk nt

ster·ling [stʏːrlɪŋ]

het pond sterling

das Pfund Sterling

ui·ter·lijk³ [œytərlək] ADV

1. uiterlijk (naar buiten toe):

von/nach außen

uiterlijk scheen hij kalm

nach außen (hin) schien er ruhig

2. uiterlijk:

uiterlijk (op zijn laatst)

uiterlijk (voor zinsdeel zonder lidwoord)

bis

uiterlijk (voor zinsdeel met lidwoord)

bis zu

uiterlijk over 14 dagen

spätestens in 14 Tagen

let·ter·lijk¹ <letterlijke, letterlijker, letterlijkst> [lɛtərlək] ADJ

Browse the dictionary

Dutch

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski