Dutch » German

weg·ren·nen <rende weg, i. weggerend> [wɛxrɛnə(n)] VB intr

aan·ren·nen <rende aan, h. aangerend> [anrɛnə(n)] VB intr

mo·tor·ren·nen N

motorrennen pl → motorrace

See also motorrace

mo·tor·race <motorrace|s> [motəres] N m

ge·wen·nen1 <gewende, h. gewend> [ɣəwɛnə(n)] VB trans (gewoon maken)

ont·ken·nen <ontkende, h. ontkend> [ɔntkɛnə(n)] VB trans

1. ontkennen (zeggen dat iets niet (zo) is):

ont·wen·nen1 <ontwende, i. ontwend> [ɔntwɛnə(n)] VB intr (afraken van)

on·der·ken·nen <onderkende, h. onderkend> [ɔndərkɛnə(n)] VB trans

ont·gin·nen <ontgon, h. ontgonnen> [ɔntxɪnə(n)] VB trans

1. ontginnen (gronden):

3. ontginnen fig:

ont·gon·nen VB

ontgonnen 3. pers pl imp van ontginnen

See also ontginnen

ont·gin·nen <ontgon, h. ontgonnen> [ɔntxɪnə(n)] VB trans

1. ontginnen (gronden):

3. ontginnen fig:


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski