Dutch » German

Translations for „gefestigte“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

Show summary of all matches

ge·ves·tigd: adjective and adverb
gees·tig·heid: noun
pres·ti·ge: noun
be·ves·ti·gen: verb
be·ves·ti·gend: adjective and adverb
be·ves·ti·ging: noun
fes·ti·val: noun
me·nig·te: noun
ves·ti·gen: verb
zes·ti·ger: noun
knoes·tig: adjective and adverb
ge·fluis·ter: noun

You are viewing results spelled similarly: gevestigd , geestigheid , bevestigen , prestige , bevestiging , bevestigend , gefluister , knoestig , zestiger , vestigen , menigte and festival

ge·ves·tigd [ɣəvɛstəxt] ADJ

1. gevestigd:

gevestigd (vaststaand)

fest

gevestigd (sterker)

een gevestigde mening

eine feste Meinung

2. gevestigd (sinds lange tijd bestaand):

gevestigde belangen

angestammte Interessen pl

de gevestigde orde

die etablierte Ordnung

gees·tig·heid <geestig|heden> [ɣestəxhɛit] N f

1. geestigheid (grapje):

geestigheid

Witz m

2. geestigheid:

geestigheid (esprit)

Geist m

geestigheid (het geestig zijn)

pres·ti·ge [prɛstiːʒə] N nt geen pl form

Prestige nt

prestige hebben

Ansehen genießen

be·ves·ti·gen <bevestigde, h. bevestigd> [bəvɛstəɣə(n)] VB trans

1. bevestigen (vastmaken):

festmachen an +dat

een papiertje op de deur bevestigen

einen Zettel an die Tür heften

2. bevestigen:

bevestigen (bekrachtigen)

bevestigen (bevestigend antwoorden op)

een vonnis bevestigen

ein Urteil bestätigen

3. bevestigen (staven):

een verklaring met een eed bevestigen

eine Aussage durch einen Eid bekräftigen

4. bevestigen rel. (als lid inzegenen):

be·ves·ti·gend [bəvɛstəɣənt] ADJ

be·ves·ti·ging <bevestiging|en> [bəvɛstəɣɪŋ] N f

1. bevestiging (vastmaking):

bevestiging

2. bevestiging:

bevestiging (tegenover ontkenning)

bevestiging (schriftelijk)

Bescheinigung f

fes·ti·val <festival|s> [fɛstivɑl] N nt

1. festival (groot (muziek)feest):

Festival nt

2. festival (reeks uitvoeringen):

Festival nt

me·nig·te <menigte|n, menigte|s> [menəxtə] N f

Menge f

Masse f

de grote menigte

die breite Masse

een ontelbare menigte

eine unzählbare Menschenmenge

ves·ti·gen <vestigde, h. gevestigd> [vɛstəɣə(n)] VB trans

1. vestigen (richten):

de aandacht vestigen op

die Aufmerksamkeit lenken auf +acc

zijn hoop op iem vestigen

seine Hoffnung auf jdn setzen

2. vestigen (stichten):

een record vestigen

einen Rekord aufstellen

deze zaak is in 1860 gevestigd

dieses Geschäft ist (im Jahre) 1860 gegründet worden

3. vestigen (neerzetten):

sich niederlassen

zich (als arts) vestigen

sich (als Arzt) niederlassen

de maatschappij is in A. gevestigd

die Gesellschaft hat ihren Sitz in A.

4. vestigen (ingang doen vinden):

de gevestigde orde

die etablierte Ordnung

zes·ti·ger <zestiger|s> [sɛstəɣər] N m

knoes·tig <knoestige, knoestiger, knoestigst> [knustəx] ADJ

ge·fluis·ter [ɣəflœystər] N nt geen pl

gefluister pej

Browse the dictionary

Dutch

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski