Dutch » German

ge·meen·te <gemeente|n, gemeente|s> [ɣəmentə] N f

4. gemeente (de gelovigen van een kerkgenootschap):

ge·meen·te·huis <gemeente|huizen> [ɣəmentəhœys] N nt

re·gen·tes N f

regentes feminine form of regent¹, feminine form of regent²

See also regent , regent

re·gent2 <regent|en> [rəɣɛnt] N m

1. regent gesch. (regerend aristocraat):

Regent m form

2. regent (hoofd van een seminarie):

Regens m

re·gent1 <regent|en> [rəɣɛnt] N m

1. regent (rijksbestuur):

Regent m

3. regent (in België: leraar, lerares):

ge·mei·er [ɣəmɛiər] N nt geen pl

ge·meen·heid <gemeen|heden> [ɣəmenhɛɪt] N f

ge·meen·goed [ɣəmeŋɣut] N nt geen pl

ge·meen·te·raad <gemeente|raden> [ɣəmentərat] N m

1. gemeenteraad (college):


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski