Translations for „gladvouwen“ in the Dutch » German Dictionary

ge·vou·wen VB

gevouwen volt. deelw. van vouwen¹, vouwen²

See also vouwen , vouwen

vou·wen² <vouwde, h. gevouwen> [vɑuwə(n)] VB intr (gevouwen worden)

vouwen

sich falten

deze stof vouwt gemakkelijk

dieser Stoff faltet sich leicht

vou·wen¹ <vouwde, h. gevouwen> [vɑuwə(n)] VB trans (vouwen leggen)

vouwen

falten

de handen vouwen ook fig

die Hände falten

om·vou·wen <vouwde om, h. omgevouwen> [ɔmvɑuwə(n)] VB trans

1. omvouwen ((ten dele) vouwen):

omvouwen

umknicken

omvouwen

falten

2. omvouwen (binnenstebuiten vouwen):

omvouwen

(um)falten

omvouwen

falzen

op·vou·wen <vouwde op, h. opgevouwen> [ɔpfɑuwə(n)] VB trans

opvouwen

zusammenfalten

opvouwen

zusammenlegen

ont·vou·wen <ontvouwde, h. ontvouwd/ontvouwen> [ɔntfɑuwə(n)] VB trans

1. ontvouwen (uiteenzetten):

ontvouwen

darlegen

ontvouwen

entfalten form

iem zijn plannen ontvouwen

jdm seine Pläne darlegen

iem zijn plannen ontvouwen

vor jdm seine Pläne entfalten

2. ontvouwen (openvouwen):

ontvouwen

auseinanderfalten

ontvouwen

auffalten

ontvouwen

entfalten form

open·vou·wen <vouwde open, h. opengevouwen> [opə(n)vɑuwə(n)] VB trans

openvouwen

auffalten

openvouwen

auseinanderfalten

glad·ma·ken <maakte glad, h. gladgemaakt> [ɣlɑtmakə(n)] VB trans

1. gladmaken (gelijk, effen maken):

gladmaken

glätten

gladmaken

glatt machen

2. gladmaken (glimmend maken: stof, papier):

gladmaken

satinieren

3. gladmaken (vereffenen):

gladmaken

begleichen

een rekening gladmaken

eine Rechnung begleichen

af·bou·wen <bouwde af, h. afgebouwd> [ɑvbɑuwə(n)] VB trans

afbouwen

abbauen

afbouwen (de bouw ten einde brengen)

fertigstellen

aan·bou·wen <bouwde aan, h. aangebouwd> [ambɑuwə(n)] VB trans

aanbouwen

anbauen

aanbouwen (een vooruitspringend deel)

vorbauen

een garage aan het huis aanbouwen

eine Garage an das Haus anbauen