Translations for „goedkeurt“ in the Dutch » German Dictionary

goed·keu·ren <keurde goed, h. goedgekeurd> [ɣutkørə(n)] VB trans

1. goedkeuren:

goedkeuren (officieel of formeel inwilligen)

genehmigen

goedkeuren ((nieuwe) producten door keuringsdienst)

zulassen

gezien en goedgekeurd (erkend)

geprüft und anerkannt

gezien en goedgekeurd (toegestaan)

kontrolliert und genehmigt

het handelsverdrag goedkeuren

das Handelsabkommen billigen

de notulen goedkeuren

das Protokoll genehmigen

2. goedkeuren:

goedkeuren mil.

für tauglich erklären

goedkeuren med.

für gesund erklären

hij is goedgekeurd voor de dienst

er ist (für) diensttauglich erklärt worden

3. goedkeuren:

goedkeuren (instemmen met iems gedrag, handelwijze)

billigen

goedkeuren (sterker)

gutheißen

uw gedrag is niet goed te keuren

Ihr Benehmen kann ich nicht billigen

goed·keu·rend [ɣutkørənt] ADJ

goedkeurend

beifällig

goed·keu·ring <goedkeuring|en> [ɣutkørɪŋ] N f

1. goedkeuring:

goedkeuring (inwilliging)

Genehmigung f

goedkeuring (instemming)

Billigung f

goedkeuring (instemming)

Zustimmung f

goedkeuring (instemming)

Einverständnis nt

zijn goedkeuring geven [o. verlenen ] (inwilligen)

seine Genehmigung erteilen

zijn goedkeuring geven [o. verlenen ] (instemmen)

zustimmen

algemene goedkeuring

allgemeine Zustimmung

met goedkeuring van de synode

mit Genehmigung der Synode

stilzwijgende goedkeuring

stillschweigendes Einverständnis

iems goedkeuring vragen

jds Genehmigung einholen

de algemene goedkeuring wegdragen

allgemeine Zustimmung finden

2. goedkeuring (waardering):

goedkeuring

Anerkennung f

een teken van goedkeuring (waardering)

ein Zeichen der Anerkennung