Translations for „onderzeese“ in the Dutch » German Dictionary

on·der·zet·ter <onderzetter|s> [ɔndərzɛtər] N m

onderzetter

Untersetzer m

onderzetter

Untersatz m

on·der·zoe·ken <onderzocht, h. onderzocht> [ɔndərzukə(n)] VB trans

1. onderzoeken (nauwkeurig nazien):

onderzoeken

untersuchen

onderzoeken

überprüfen

2. onderzoeken:

onderzoeken (bestuderen)

untersuchen

onderzoeken (bestuderen)

prüfen

onderzoeken (diepgaand en/of wetenschappelijk)

erforschen

een onderzoekende blik

ein prüfender [o. forschender] Blick

zijn geweten onderzoeken

sein Gewissen erforschen [o. prüfen]

mogelijkheden onderzoeken

Möglichkeiten untersuchen [o. prüfen]

3. onderzoeken +dat:

onderzoeken (nagaan)

untersuchen

onderzoeken (nagaan)

nachgehen +dat

onderzoeken (opsporen)

ermitteln

4. onderzoeken med.:

onderzoeken

untersuchen

on·der·zoe·ker <onderzoeker|s> [ɔndərzukər] N m

onderzoeker

Forscher m

on·der·zoek <onderzoek|en> [ɔndərzuk] N nt

1. onderzoek:

onderzoek (bestudering)

Untersuchung f

onderzoek (bestudering)

Studie f

onderzoek (diepgaand)

Erforschung f

onderzoek (research)

Forschung f

zij heeft een belangrijk onderzoek gepubliceerd

sie hat eine bedeutende Studie [o. Forschungsarbeit] veröffentlicht

fundamenteel onderzoek (wetenschappelijk)

Grundlagenforschung f

in onderzoek zijn

untersucht werden

onderzoek en onderwijs

Forschung und Lehre

onderzoek verrichten [o. doen ] naar iets

etw erforschen

onderzoek verrichten [o. doen ] naar iets

etw untersuchen

wetenschappelijk onderzoek

wissenschaftliche Forschung f

2. onderzoek:

onderzoek (navorsing)

Untersuchung f

onderzoek (opsporing)

Ermittlung f

onderzoek (enquête)

Erhebung f

een statistisch onderzoek

eine statistische Erhebung

3. onderzoek jur.:

onderzoek

Untersuchung f

onderzoek

Ermittlung f meist pl

het gerechtelijk onderzoek (procedure)

das Untersuchungsverfahren

het gerechtelijk onderzoek (speurwerk)

die Ermittlungen

een onderzoek instellen

eine Untersuchung einleiten [o. anstellen]

een onderzoek instellen

ermitteln

4. onderzoek med.:

onderzoek

Untersuchung f

on·der·zij·de <onderzijde|n> [ɔndərzɛɪdə] N f

onderzijde

Unterseite f

onderzijde

untere Seite f

on·der·been <onder|benen> [ɔndərben] N nt

onderbeen

Unterschenkel m

on·der·deel <onder|delen> [ɔndərdel] N nt

onderdeel

Teil nt

onderdeel

Bestandteil m

onderdeel (reparaties)

Ersatzteil nt

onderdeel (machine)

Zubehörteil nt

onderdeel mil.

Einheit f

onderdeel (fractie)

Bruchteil m

on·der·zoek·ster <onderzoekster|s> [ɔndərzukstər] N f

onderzoekster feminine form of onderzoeker

See also onderzoeker

on·der·zoe·ker <onderzoeker|s> [ɔndərzukər] N m

onderzoeker

Forscher m

on·der·zee·boot <onderzee|boten> [ɔndərzebot] N m

onderzeeboot

Unterseeboot nt

onderzeeboot

U-Boot nt

on·der·weg [ɔndərwɛx] ADV

onderweg

unterwegs

on·der·doen¹ <deed onder, h. ondergedaan> [ɔndərdun] VB intr (de mindere zijn)

onderdoen

unterlegen sein

voor iem onderdoen

jdm unterlegen sein

in bekwaamheid voor niemand onderdoen

an Tüchtigkeit niemandem nachstehen

on·der·legd [ɔndərlɛxt] ADJ

onderlegd

beschlagen

onderlegd

bewandert

onderlegd zijn in iets

in etw dat bewandert sein

on·der·ver·ze·kerd [ɔndərvərzekərt] ADJ

onderverzekerd

unterversichert