Translations for „repeater“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

re·por·ter [ripɔːrtər]

reporter [[o. repɔrtər]] reporter|s N m:

reporter

Reporter m

reporter

Berichterstatter m

re·pe·te·ren¹ <repeteerde, h. gerepeteerd> [repəterə(n)] VB trans (herhalen)

repeteren

repetieren

repeteren

durch Wiederholen einüben

de les repeteren

die Lektion repetieren form

zee·wa·ter [zewatər] N nt geen pl

zeewater

Meerwasser nt

re·per·toi·re <repertoire|s> [repɛrtwar] N nt

repertoire

Repertoire nt

repertoire theat.

Spielplan m

in het repertoire opnemen

auf den Spielplan setzen

re·pe·ti·tie <repetitie|s> [repəti(t)si] N f

1. repetitie:

repetitie (proefwerk)

Klassenarbeit f

repetitie (proefwerk)

Arbeit f

repetitie (in bovenbouw)

Klausur f

een repetitie maken

eine Klassenarbeit schreiben

2. repetitie (herhaalde oefening):

repetitie

Repetition f

repetitie

Probe f

repetitie

Wiederholung f

generale repetitie

Generalprobe f

een repetitie van het koor

eine Chorprobe

3. repetitie (het instuderen):

repetitie

Repetieren nt

repetitie

Proben nt

4. repetitie (herhaling van een muziekstuk; stijlfiguur):

repetitie

Wiederholung f

bron·wa·ter <bronwater|en> [brɔnwatər] N nt

bronwater

Quellwasser nt

koel·wa·ter [kulwatər] N nt geen pl

koelwater

Kühlwasser nt