Translations for „stoelen“ in the Dutch » German Dictionary

stoe·len <stoelde, h. gestoeld> [stulə(n)] VB intr (berusten op)

stoelen

gründen auf +dat

stoelen

fußen auf +dat

stoelen

wurzeln in +dat

Usage examples with stoelen

stoelen bekleden

Stühle polstern

stoelen verzetten

Stühle verrücken

stoelen aanzetten

Stühle anschieben

deze stoelen zitten prettig

diese Stühle sind bequem

voor stoelen en banken praten (tevergeefs)

gegen eine Wand reden

stoelen om een tafel schikken

Stühle um einen Tisch gruppieren [o. platzieren]

de stoelen van de muur afzetten

die Stühle von der Wand abrücken

iets niet onder stoelen of banken steken fig

aus etw dat kein(en) Hehl machen

voor stoelen en banken [o. voor dove oren] preken fig

tauben Ohren predigen