Dutch » German

Translations for „schikken“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

schik·ken1 <schikte, h. geschikt> [sxɪkə(n)] VB trans

1. schikken (rangschikken):

schikken
de kussens van een zieke schikken
stoelen om een tafel schikken

2. schikken (maatregelen treffen):

schikken
we zullen het wel schikken
ik weet niet hoe ik het zal schikken

3. schikken (regelen d.m.v. een compromis):

schikken
schikken
een zaak in der minne schikken
dat zal zich wel schikken

schik·ken2 <schikte zich, h. zich geschikt> [sxɪkə(n)] VB wk ww zich schikken

1. schikken (zich plaatsen op doelmatige wijze):

schikken
zich in het rond schikken
zich in het rond schikken
zich om een tafel schikken

schik·ken3 <schikte, h. geschikt> [sxɪkə(n)] VB intr

1. schikken (gelegen komen):

schikken
schikken

2. schikken (tamelijk goed zijn):

schikken

3. schikken (opschuiven):

schikken
schikken
rutschen inf

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski