Dutch » German

Translations for „telefoon“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

te·le·foon <telefoon|s, tele|fonen> [teləfon] N m

1. telefoon (toestel):

telefoon
Telefon nt
aan de telefoon hangen fig
de draadloze telefoon
de draagbare telefoon
de telefoon gaat (over)
de mobiele telefoon

2. telefoon (hoorn):

telefoon
Hörer m
de telefoon neerleggen
de telefoon opnemen
de telefoon wordt niet opgenomen

3. telefoon (oproep):

telefoon
Anruf m
telefoon
de telefoon aannemen
er is telefoon voor u

4. telefoon (gesprek):

telefoon

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski