Dutch » German

ver·ge·zicht <vergezicht|en> [vɛrɣəzɪxt] N nt

1. vergezicht (panorama):

2. vergezicht (schilderij):

ver·ge·lijk <vergelijk|en> [vɛrɣəlɛik] N nt

3. vergelijk (het vergelijken):

ver·ge·zocht [vɛrɣəzɔxt] ADJ

ver·ge·lij·kend [vɛrɣəlɛɪkənt] ADJ

ver·ge·len <vergeelde, i. vergeeld> [vərɣelə(n)] VB intr

ver·gel·den <vergold, h. vergolden> [vərɣɛldə(n)] VB trans

ver·ge·leek VB

1. vergeleek 3. pers pl imp van vergelijken

2. vergeleek volt. deelw. van vergelijken

See also vergelijken

ver·ge·ving [vərɣevɪŋ] N f geen pl

2. vergeving (het weggeven):

ver·gel·ding <vergelding|en> [vərɣɛldɪŋ] N f

ver·ge·le·ken VB

vergeleken 3. pers pl imp van, volt. deelw. van vergelijken

See also vergelijken

ver·ge·wis·sen <vergewiste zich, h. zich vergewist> [vɛrɣəwɪsə(n)] VB wk ww


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski