Dutch » German

voort·sprui·ten <sproot voort, i. voortgesproten> [vortsprœytə(n)] VB intr

ont·sprui·ten <ontsproot, i. ontsproten> [ɔntsprœytə(n)] VB intr

1. ontspruiten (uitspruiten):

2. ontspruiten (voortkomen):

voort·spoe·den <spoedde zich voort, h./i. zich voortgespoed> [vortspudə(n)] VB wk ww

voortspoeden zich voortspoeden:

uit·sprui·ten <sproot uit, i. uitgesproten> [œytsprœytə(n)] VB intr

voort·stu·wen <stuwde voort, h. voortgestuwd> [vortstywə(n)] VB trans

voort·va·rend <voortvarende, voortvarender, voortvarendst> [vortfarənt] ADJ

voor·uit·sprin·gen <sprong vooruit, i. vooruitgesprongen> [vorœytsprɪŋə(n)] VB intr

voort·sle·pen1 <sleepte voort, h. voortgesleept> [vortslepə(n)] VB trans (verder slepen)

voor·uit·ziend [vorœytsint] ADJ

voort·strom·pe·len [vortstrɔmpələ(n)] VB intr

voort·schrij·den <schreed voort, i. voortgeschreden> [vortsxrɛidə(n)] VB intr

1. voortschrijden form (verder lopen):

voor·ruit <voorruit|en> [vorœyt] N f

voor·uit·stre·vend <vooruitstrevende, vooruitstrevender, vooruitstrevendst> [vorœytstrevənt] ADJ


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski