Translations for „widderpunkt“ in the Dutch » German Dictionary

mid·del·punt <middelpunt|en> [mɪdəlpʏnt] N nt

1. middelpunt wisk.:

middelpunt

Mittelpunkt m

2. middelpunt (het midden):

middelpunt

Mittelpunkt m

middelpunt

Mitte f

3. middelpunt (centrale plaats):

middelpunt

Mittelpunkt m

middelpunt

Zentrum nt

in het middelpunt van de belangstelling staan

im Mittelpunkt des Interesses stehen

4. middelpunt (hoofdpersoon):

middelpunt

Mittelpunkt m

het middelpunt zijn

Mittelpunkt sein

keer·punt <keerpunt|en> [kerpʏnt] N nt

1. keerpunt fig:

keerpunt

Wende f

keerpunt

Wendepunkt m

het keerpunt in zijn leven

die Wende seines Lebens

2. keerpunt (punt van keren):

keerpunt

Wende f

keerpunt

Wendepunkt m

het keerpunt van een zwemmer

die Wende eines Schwimmers

rid·de·ren <ridderde, h. geridderd> [rɪdərə(n)] VB trans

1. ridderen (tot ridder slaan):

ridderen

zum Ritter schlagen

ridderen

in den Ritterstand erheben

2. ridderen (in een ridderorde opnemen):

ridderen

einen Orden verleihen

geridderd worden

einen Orden bekommen

sid·de·ren <sidderde, h. gesidderd> [sɪdərə(n)] VB intr

sidderen

zittern

sidderen (sterker)

beben

sidderen van angst

vor Angst zittern

voor iem sidderen

vor jdm zittern

sid·de·ring <siddering|en> [sɪdərɪŋ] N f

siddering

Zittern nt

siddering (sterker)

Beben nt

siddering (rilling)

Schau(d)er m

rid·der·lijk <ridderlijke, ridderlijker, ridderlijkst> [rɪdərlək] ADJ

ridderlijk

ritterlich

mid·der·nacht [mɪdərnɑxt] N m geen pl

middernacht

Mitternacht f

te middernacht

um Mitternacht

te middernacht

mitternachts

wa·ter·put <waterput|ten> [watərpʏt] N m

waterput

Brunnen m

waterput

Schöpfbrunnen m

waterput (regenwater)

Zisterne f