Translations for „dopvruchten“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

ˈfruch·ten [ˈfrʊxtn̩] VB intr

fruchten

baten

fruchten

helpen

fruchten

nut hebben

es fruchtet nicht(s) bei ihm

het baat niet(s) bij hem

be·ˈfruch·ten VB trans

befruchten

bevruchten

befruchten fig a.

inspireren

ˈleuch·ten [ˈl͜ɔyçtn̩] VB intr

1. leuchten (Licht ausstrahlen):

leuchten

schijnen

leuchten

(ver)lichten

2. leuchten (strahlen):

leuchten

schitteren

leuchten

stralen

leuchten

lichten

ein leuchtendes Beispiel

een lichtend voorbeeld

leuchtende Farben

schitterende kleuren

ihre Augen leuchteten vor Freude

haar ogen straalden van vreugde

3. leuchten (beleuchten):

leuchten

(bij)lichten

leuchten

licht doen vallen

jdm leuchten

iem bijlichten

ˈaus·wuch·ten VB trans

auswuchten TECH, AUTO

uitbalanceren

auswuchten TECH, AUTO

uitlijnen

be·ˈleuch·ten VB trans

1. beleuchten (mit Licht):

beleuchten

verlichten

beleuchten

beschijnen

beleuchten

schijnen op

2. beleuchten fig (betrachten):

beleuchten

belichten

er·ˈleuch·ten² [-ˈl͜ɔyçtn̩] VB refl

erleuchten

opklaren

erleuchten

oplichten

be·ˈfeuch·ten VB trans

befeuchten

bevochtigen

befeuchten

natmaken

ˈan·feuch·ten VB trans

anfeuchten

bevocht(ig)en

anfeuchten

besprenkelen

ˈein·buch·ten [ˈ͜ainbʊxtn̩] VB trans inf

einbuchten

achter slot en grendel zetten

ˈauf·leuch·ten VB intr

aufleuchten

oplichten

aufleuchten

(plotseling) beginnen te lichten

aufleuchten

opflikkeren

aufleuchten

gaan stralen

die Hoffnung leuchtet auf

de hoop flikkert op

ˈaus·leuch·ten VB trans

ausleuchten

(helemaal) verlichten

die Hintergründe einer Tat ausleuchten fig

de achtergronden van een daad grondig belichten

ˈhoch·züch·ten VB trans

1. hochzüchten AGR:

hochzüchten

veredelen

2. hochzüchten (eines Motors):

hochzüchten pej fig

(te ver) opvoeren

3. hochzüchten:

hochzüchten fig pej

te sterk cultiveren

ˈein·leuch·ten VB intr

einleuchten

(volkomen) duidelijk zijn

einleuchten

overtuigen

er·ˈach·ten [-ˈʔaxtn̩] VB trans liter

erachten

achten

erachten

beschouwen (als)

etw für [o. als] notwendig erachten

iets nodig achten

Er·ˈach·ten <Erachtens> [-ˈʔaxtn̩] N nt kein pl

Erachten

mening

Erachten

gevoelen nt

meines/unseres Erachtens

mijns/onzes inziens

meines/unseres Erachtens

naar mijn/onze mening