Translations for „legescheide“ in the German » Dutch Dictionary

ˈun·be·schei·den ADJ

unbescheiden

onbescheiden

unbescheiden

vrijpostig

Ge·ˈschmei·de <Geschmeides, Geschmeide> [gəˈʃm͜aidə] N nt

1. Geschmeide liter:

Geschmeide

sieraad nt

Geschmeide

kleinood nt

2. Geschmeide liter (als Sammelbegriff):

Geschmeide

juwelen

Geschmeide

sieraden

be·ˈschei·den¹ ADJ

1. bescheiden (genügsam):

bescheiden

bescheiden

2. bescheiden inf euph (miserabel):

bescheiden

miserabel

ge·ˈscheit [gəˈʃ͜ait] ADJ

gescheit

verstandig

gescheit

schrander

gescheit

knap

aus etw nicht gescheit werden

uit iets niet wijs worden

nicht ganz [o. recht ] gescheit sein

niet goed wijs zijn

dabei kommt doch nichts Gescheites heraus

daar komt toch niets zinnigs uit

Be·ˈscheid <Bescheid(e)s, Bescheide> [bəˈʃ͜ait] N m

1. Bescheid (Auskunft):

Bescheid

inlichting(en)

Bescheid

antwoord nt

jdm Bescheid sagen

iem op de hoogte brengen

jdm Bescheid sagen

iem zijn mening [o. de waarheid] zeggen

2. Bescheid:

Bescheid (Nachricht)

bericht nt

Bescheid (Nachricht)

mededeling

Bescheid (behördlich)

beslissing

Bescheid (behördlich)

beschikking

jdm Bescheid stoßen inf

iem flink [o. behoorlijk] de waarheid zeggen

Bescheid tun liter

een toost beantwoorden

ich weiß über ihn Bescheid

ik weet wat er met hem aan de hand is

Bescheid wissen

op de hoogte zijn

Bescheid wissen

er alles van weten

Bescheid wissen

veel af weten van

ˈWas·ser·schei·de N f GEOG

Wasserscheide

waterscheiding

ˈLe·ge·hen·ne N f

Legehenne

leghen

Legehenne

leggende hen

ˈschei·den³ <schied, geschieden> [ˈʃ͜aidn̩] VB refl (auseinander gehen)

scheiden

uiteengaan

scheiden

zich scheiden

da scheiden sich die Geister

op dit punt lopen de meningen uiteen [o. komen de meningen tegenover elkaar te staan]

ˈAu·gen·wei·de N f kein pl

Augenweide

lust [o. streling] voor het oog nt

Augenweide

ogenlust