Translations for „onderrichting“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

un·ter·ˈrich·ten¹ [ʊntɐˈrɪçtn̩] VB refl (sich informieren)

unterrichten

zich op de hoogte stellen

unterrichten

nader informeren

sich über etw acc unterrichten

zich van iets op de hoogte stellen

Ver·ˈrich·tung <Verrichtung, Verrichtungen> N f

1. Verrichtung:

Verrichtung

bezigheid

Verrichtung

werk nt

seinen täglichen Verrichtungen nachgehen

zijn dagelijkse bezigheden verrichten

2. Verrichtung kein pl:

Verrichtung

verrichting

er·ˈrich·ten [-ˈrɪçtn̩] VB trans

1. errichten:

errichten (erbauen)

oprichten

errichten (aufstellen)

opstellen

eine Barrikade errichten

een barricade opwerpen

2. errichten (begründen):

errichten

oprichten

errichten

stichten

ein Geschäft errichten

een zaak opzetten [o. beginnen] [o. vestigen]

ein Testament errichten LAW

een testament maken

ˈher·rich·ten¹ VB trans

1. herrichten (vorbereiten):

herrichten

klaarmaken

herrichten

in orde brengen

2. herrichten region (in Stand setzen, ausbessern):

herrichten

opknappen

ˈUn·ter·richt <Unterricht(e)s, Unterrichte> [ˈʊntɐrɪçt] N m meist sing

1. Unterricht:

Unterricht

onderwijs nt

Unterricht

onderricht nt

der fremdsprachliche Unterricht

het onderwijs in de vreemde talen

der fremdsprachliche Unterricht

het vreemdetalenonderwijs

2. Unterricht:

Unterricht

les

Unterricht

college(s)

heute ist kein Unterricht

vandaag is er geen les

ver·ˈrich·ten VB trans

verrichten

verrichten

verrichten

doen

verrichten

uitvoeren

ˈun·ver·rich·tet [ˈʊnfɛɐ̯rɪçtət] ADJ

unverrichteter Dinge

onverrichter zake

ˈSon·der·recht N nt

Sonderrecht

privilege nt

Sonderrecht

voorrecht nt

ˈVor·rich·tung <Vorrichtung, Vorrichtungen> N f

Vorrichtung

inrichting

Vorrichtung

installatie

Vorrichtung

apparaat nt