Translations for „probeerd“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

pro·ˈbie·ren [proˈbiːrən] VB trans

1. probieren (versuchen):

probieren

proberen

probieren

beproeven

probieren

een poging doen

2. probieren (testen):

probieren

proberen

probieren

testen

probieren

toetsen

3. probieren (anprobieren):

probieren

passen

ein neues Kleid/neue Schuhe probieren

een nieuwe jurk/nieuwe schoenen passen

4. probieren (kosten):

probieren

proeven

probieren

proberen

5. probieren THEAT:

probieren

repeteren

probieren

instuderen

Probieren geht über Studieren prov

praktijk gaat boven theorie

ˈpro·ben¹ [ˈproːbn̩] VB intr

proben THEAT, MUS

repeteren

ˈpro·be·wei·se ADV

probeweise

op proef

ˈPro·be·zeit N f

Probezeit

proeftijd

ˈpro·be·fah·ren VB trans irreg

probefahren → Probe

See also Probe

ˈPro·be <Probe, Proben> [ˈproːbə] N f

1. Probe a. MATH (Prüfung):

Probe

proef

Probe

het beproeven

Probe

toets

jdn auf Probe anstellen

iem op proef aanstellen

etw auf eine harte Probe stellen

iets zwaar op de proef stellen

die Probe aufs Exempel machen

de proef op de som nemen

(etw) Probe fahren

een proefrit maken (met iets)

Probe laufen TECH

proefdraaien

Probe singen

voorzingen

Probe singen

op proef zingen

etw (nur) zur Probe machen

iets (alleen maar) bij wijze van proef doen

2. Probe:

Probe (Warenprobe, Testmenge)

proef(je) nt

Probe (Warenprobe, Testmenge)

monster nt

Probe (Muster)

staal nt

auf [o. nach ] Probe kaufen

naar monster [o. op staal] kopen

3. Probe (Beweis):

Probe

proeve

Probe

bewijs nt

Probe

blijk

4. Probe:

Probe THEAT, CINE, MUS

repetitie

ˈpro·be·hal·ber ADV

probehalber

bij wijze van proef

probehalber

op proef

ˈPro·be·fahrt N f

Probefahrt

proefrit

Probefahrt

proeftocht

Probefahrt

proefvaart

pro·ˈblem·los ADJ

problemlos

probleemloos

ˈPro·be <Probe, Proben> [ˈproːbə] N f

1. Probe a. MATH (Prüfung):

Probe

proef

Probe

het beproeven

Probe

toets

jdn auf Probe anstellen

iem op proef aanstellen

etw auf eine harte Probe stellen

iets zwaar op de proef stellen

die Probe aufs Exempel machen

de proef op de som nemen

(etw) Probe fahren

een proefrit maken (met iets)

Probe laufen TECH

proefdraaien

Probe singen

voorzingen

Probe singen

op proef zingen

etw (nur) zur Probe machen

iets (alleen maar) bij wijze van proef doen

2. Probe:

Probe (Warenprobe, Testmenge)

proef(je) nt

Probe (Warenprobe, Testmenge)

monster nt

Probe (Muster)

staal nt

auf [o. nach ] Probe kaufen

naar monster [o. op staal] kopen

3. Probe (Beweis):

Probe

proeve

Probe

bewijs nt

Probe

blijk

4. Probe:

Probe THEAT, CINE, MUS

repetitie