Translations for „overside“ in the German » Dutch Dictionary

Aver·si·ˈon <Aversion, Aversionen> [avɛrˈzi̯oːn] N f liter

Aversion

afkeer

Aversion

aversie

eine Aversion gegen etw/jdn haben

een aversie tegen [o. een afkeer van] iets/iem hebben

Kon·ver·si·ˈon <Konversion, Konversionen> [kɔnvɛrˈzi̯oːn] N f

Konversion

conversie

re·ver·ˈsi·bel [revɛrˈziːbl̩] ADJ spec

reversibel

omkeerbaar

reversibel

reversibel

kon·ver·ˈsie·ren [kɔnvɛrˈziːrən] VB intr liter

konversieren

converseren

konversieren

conversatie houden

Di·ver·si·ˈon <Diversion, Diversionen> [divɛrˈzi̯oːn] N f

Diversion

diversie

In·ver·si·ˈon <Inversion, Inversionen> [ɪnvɛrˈzi̯oːn] N f

Inversion

inversie

Inversion

omkering

ver·ˈsie·ben VB trans

1. versieben inf:

versieben

laten slingeren

versieben

kwijtraken

2. versieben inf:

versieben

verprutsen

versieben

bederven

es bei jdm versieben

het bij iem verbruien

ver·ˈsie·gen VB intr

versiegen

uitdrogen

versiegen

opdrogen

versiegen

verdrogen

die Finanzen versiegen fig

de financiën raken geleidelijk uitgeput

ver·ˈsin·ken VB intr irreg

1. versinken:

versinken

(ver)zinken

versinken

ondergaan

2. versinken:

versinken

wegzinken

versinken

wegzakken

3. versinken fig:

versinken

verzinken

versinken

verdiept raken in

in seinen Erinnerungen versinken

helemaal in zijn herinneringen opgaan

ver·ˈsiert [vɛrˈziːɐ̯t] ADJ

versiert

bedreven

versiert

ervaren

versiert

deskundig

Per·ver·si·ˈon <Perversion, Perversionen> [pɛrvɛrˈzi̯oːn] N f

Perversion

perversie

ver·ˈsi·chern¹ VB trans

1. versichern:

versichern

verzekeren

versichern

betuigen

2. versichern:

versichern

verzekeren van

versichern

beloven

versichern

toezeggen

3. versichern:

versichern

verzekeren

versichern

een verzekering afsluiten

ver·ˈsi·ckern VB intr

versickern

wegsijpelen

versickern

wegdruppelen

versickern

weglekken

ver·ˈsie·geln VB trans

1. versiegeln:

versiegeln

verzegelen

2. versiegeln (Handwerk):

versiegeln

met een (harde) laag beschermen

ver·ˈsil·bern [fɛɐ̯ˈzɪlbɐn] VB trans

versilbern

verzilveren

ver·ˈsim·peln¹ [-ˈzɪmpl̩n] VB intr

versimpeln

versimpelen

versimpeln

simpel [o. onnozel] worden

ˈZu·ver·sicht <Zuversicht> [ˈ͜tsuːfɛɐ̯zɪçt] N f kein pl

Zuversicht

(vast) vertrouwen nt

die feste Zuversicht haben [o. der festen Zuversicht sein], dass …

er vast op vertrouwen dat …

ir·re·ver·si·bel [ˈɪrevɛrziːbl̩, -ˈziːbl̩] ADJ liter

irreversibel

irreversibel

irreversibel

niet omkeerbaar