German » Dutch

Translations for „scheidsmuren“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

Show summary of all matches

ˈschei·den: intransitive verb
ˈschei·nen: intransitive verb
ˈschei·ßen: intransitive verb
ˈschei·tern: intransitive verb
ˈSchei·dung: noun
ˈSchei·de·weg: noun
ˈschein·bar: adjective and adverb
ˈschei·teln: transitive verb
ˈschnü·ren: reflexive verb

You are viewing results spelled similarly: scheiden , scheitern , scheißen , scheinen , schnüren , scheiteln , scheinbar , Scheideweg and Scheidung

ˈschei·den¹ <schied, geschieden> [ˈʃ͜aidn̩] VB intr

1. scheiden (eine Ehe lösen):

2. scheiden (verlassen):

aus dem Leben scheiden

aus dem Amt [o. Dienst] scheiden liter

de dienst verlaten

aus dem Amt [o. Dienst] scheiden liter

(zijn) ontslag nemen

aus dem Amt [o. Dienst] scheiden liter

ˈschei·nen <schien, geschienen> [ˈʃ͜ainən] VB intr

1. scheinen (leuchten):

2. scheinen (blitzen, glänzen):

3. scheinen (den Anschein haben):

de schijn hebben

mir scheint (es) [o. will es scheinen], dass sie recht hat

het lijkt me dat zij gelijk heeft

es scheint so!

daar lijkt het op!

es scheint so!

het heeft er de [o. alle] schijn van!

wie mir scheint, hat es …

naar het mij voorkomt, heeft het …

wie mir scheint, hat es …

mij lijkt dat het heeft …

ˈschei·ßen <schiss, geschissen> [ˈʃ͜aisn̩] VB intr vulg

auf jdn/etw scheißen vulg (verzichten können)

lak [o. maling] [o. schijt] aan iem/iets hebben

ich scheiß dir was! vulg

je kunt me de pot op!

ˈschei·tern [ˈʃ͜aitɐn] VB intr

1. scheitern (Misserfolg erleiden):

schipbreuk lijden

falen

gescheiterte Bewerber

afgewezen sollicitanten [o. kandidaten]

eine gescheiterte Existenz

een mislukkeling [o. een schipbreukeling] van de maatschappij

zum Scheitern verurteilt sein

tot mislukking gedoemd zijn

2. scheitern veraltet (zerschellen):

schipbreuk lijden

te pletter slaan

das Schiff scheiterte an den Felsen

het schip sloeg op de rotsen te pletter

ˈSchei·dung <Scheidung, Scheidungen> [ˈʃ͜aidʊŋ] N f

Scheidung CHEM

die Scheidung beantragen [o. einreichen ]

(echt)scheiding aanvragen

ˈSchei·de·weg N m

Scheideweg fig

am Scheideweg stehen

op de tweesprong staan

am Scheideweg stehen

tussen twee dingen moeten kiezen

ˈschein·bar [-baːɐ̯] ADJ

ˈschei·teln [ˈʃ͜aitl̩n] VB trans

een scheiding (in het haar) maken

(het haar) scheiden

ˈschnü·ren² [ˈʃnyːrən] VB refl

1. schnüren:

2. schnüren:

Browse the dictionary

German

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski